1915 toegepast; maar men vergete niet dat men toen daarop in Atjeh geheel was ingericht. De troepen waren uitstekend, wij telden ervaren officieren en brigade-commandanten bij massa s, het spionnenstelsel was goed ingericht, elk bivakcommandani had in den regel betrouwbare spionnen de brigades waren over het algemeen goed thuis in hun gebied en er waren genoeg belangrijke bendehoofden. Alle voorwaarden voor een succes volle nachtelijke onderneming (zie blz. 137) waren aanwezig. Ook ik ben toen steeds op bijna elk bericht ingegaan, want mijne berichtgevers vertrouwde ik volkomen en nimmer hebben zij dat vertrouwen beschaamd. Thans echter is het geheel anders, al komt langzamerhand op de Westkust de oude toestand weer terug. Dat de Majoor B. 's nachts laat uitrukken, ook al is het hem bekend dat de vijand in hinderlaag ligt, laat ik gaarne aan hem over. Ik pas ervoor. Ik ben er zeker van dat het moreel van den nog onervaren troep na enkele ontmoetingen, waarbij hij beslist zware verliezen zal lijden, terwijl het succes doorgaans zeer gering zal zijn, beneden het nulpunt zal zakken. Ik tracht hetzelfde doel, n.l. het doen dalen van 's vijands en het ophalen van het eigen moreel, te bereiken met zoo min mogelijk verliezen. Ik ruk uit wanneer ik het verkies en niet wanneer de tegenstan der dit wil. Mijn methode is gericht op het toebrengen van flinke klappen, zoo mogelijk zonder verliezen onzerzijds. Dat het moreel van den vijand na de nachtelijke ontmoeting met de patrouille van Luit. X. op 17 Mei 1926 (zie blz. 213 e. v.) gedaald zou zijn, meen ik te mogen betwijfelen. Dit bleek wel uit de gebeurtenissen na dezen datum, n.l. op 12 Juli 26, een patrouillegevecht in Teureubangan, waarbij de vijand 9 ge sneuvelden liet liggen en de patrouille 1 gesneuvelde kreeg; verder in den nacht van 10 op 11 Aug. '26, de aanval op een marschbivak in Teureubangan, waarbij de Majoor B. zelf tegenwoor dig was, en bij welke gelegenheid de luit. Molenaar sneuvelde, en eindelijk op 2 Mei '27 de nachtelijke overval op de patrouille Harting. Wat ik heb bedoeld met „het terrein aan den vijand laten en „niet volbrengen van de opdracht" is eenvoudig. Het doel van de patrouille was toch het onschadelijk maken van Tjoet Ali en zijn bende en niet alleen van een gedeelte van die bende Men had aan raking met die bende gekregen. Na elke aanraking moet de vijand vervolgd worden. Dit was door de zware verliezen van de patrouille niet mogelijk. Ook haar moreel zal op dat moment niet heel hoog zijn geweest. Zij moest terug. De rest der bende kon ongehinderd vluchten. Het terrein was voor haar vrij. Had de patrouille geen of geringe verliezen geleden, dan had zij ter plaatse het daglicht moeten afwachten om dan naar sporen te zoeken. Hier was dit wel mogelijk (moerassig terrein). Dit wil niet zeggen dat het succes verzekerd zou zijn geweest, doch men moet toch een poging doen.

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1928 | | pagina 53