Teungkoe Radja Tampö, de berichtgever, blijkt dus volgens de beschouwingen van Majoor B. wel degelijk een onbetrouwbaar persoon te zijn en ik begin tot de meening over te hellen, dat Luit X. in een hinderlaag is gelokt. Bij elke hinderlaag toch houdt de leider zich achteraf, om veilig te kunnen vluchten als de zaak misloopt. Ook hier had hetzelfde plaats. Dat de kwaadwilligen rusteloos moeten worden achtervolgd, accoord maar dit doe ik niet door rusteloos te patrouilleeren' doch door rustig patrouilleeren volgens een bepaald plan. Wat kan het mij schelen of zij nu en dan rustig den nacht doorbrengen in de kampongs. Een veilig gevoel hebben zij toch nimmer, ook niet met mijn methode van patrouilleeren. Het geval van Kapt. Gosenson is m.i. de eenige goede methode. Al komt het zeer veel voor dat dc sporen door regen of andere oorzaken zijn uitgewischt en de patrouille onverrichter zake moet terugkeeren, de mogelijkheid blijft toch dat de sporen gevolgd kunnen worden, en van deze kans moet men gebruikmaken. Men moet hierbij zeer zeker veine hebben. Vele patrouillecommandanten hebben met het zoeken en voigen van sporen succes verkregen. Ik verwijs slechts naar de bekende patrouille van Kapt. Schmidt in Boven-Pidië, terwijl ook ik meer dan eens een bende op deze wijze gevoelige klappen heb toegebracht. Als ik dit de juiste methode noem, dan is dit niet enkel gebaseerd op de patrouille van Kapt. Gosenson. Maar het hardnekkig zoeken naar sporen is niet een ieder gegeven het eischt zeer veel handigheid en doorzettingsvermogen. De bedoeling van de verbindingspatrouille in de laatste alinea van de „aanteekeningen," meen ik op blz. 261 I. M. T. '27 en blz. 213 I. M. T. 28 voldoende duidelijk te hebben uiteengezet. Ik volsta dus hier met daar naar te verwijzen. 444

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1928 | | pagina 54