cdt. M. C. degene, die den r. cdt. helpt en adviseert omtrent het gebruik van de mitrailleurs. Deze zal na de eerste bevelen gegeven te hebben (waar de bataljons voorloopig heen moeten) persoonlijk het terrein gaan verkennen. Bij deze verkenning wordt hij o.a. vergezeld door den cdt. M. C., om van dezen adviezen te krijgen omtrent de gun stigste stellingen voor het bevuren van door hem aangewezen terreinstrooken en punten, aan te leggen reserveopstellingen, enz. Bij de daarop volgende bevelen komt weder in de eerste plaats voor den cdt. M. C. de opdracht voor de mitrailleurcompagnie (O. V I. 234 (1)). Toebedeeling aan bataljons geeft weder de zelfde bemoeienis als bij den aanvalaanwijzing van het onder deel, G. T., munitieaanvulling, geneeskundige dienst en controle vuurleiding. Den deelen, die niet bij een der bataljons zijn ingedeeld (hoe meer tijd beschikbaar is, des te grooter zal dat deel zijn, tenzij het terrein dwingt tot toebedeeling) worden de stellingen, die te voren door en met den r. cdt zijn uitgezocht, aangewezen, op dracht wordt gegeven tot het aanleggen van vuurdekkingen, re servestellingen, schijndekkingen, gemeenschappen; kortsten af stand, waarop gevuurd moet kunnen worden, vuurstrooken, ver moedelijke vuuropdrachten worden bekend gesteld. Verder wijdt de cdt. M. C zijne aandacht aan de maatregelen voor de verkenning en zorgt voor de verbinding met zijne onder commandanten. -Ook moet hij verbonden zijn met de comman danten der voorste infanterie-eenheden en met den artilleriecom mandant; daar evenwel zijn standplaats dicht bij den r. cdt. is, die daarmede zeker verbonden is, zullen afzonderlijke maatre gelen hiervoor als regel niet noodig zijn. De verbinding met zijne pelotonscommandanten kan slechts geschieden met vlag gen of per ordonnans, daar de M C. geen telefoonmaterieel heeft, tenzij de r. cdt. hem uit zijn voorraad de noodige toestellen en kabels ter beschikking stelt. Voor de onderdeden, die niet aan een bataljon zijn toegevoegd, maakt de cdt M C. een vuurschets op zooals in G. V. I. 217 (2) is voorgeschreven voor de commandanten der infanteriecompagnieën. Staat alles in stelling, dan controleert hij èn de gedetacheerde én de zelfstandige onderdeelen, bestudeert verder het terrein om zoo noodig nog hier of daar wat te kunnen verbeteren, neemt het voorterrein waar, om vijandelijke afdeelingen op te zoeken en onder vuur te doen nemen, Hij zorge vooral, het terrein binnen de stelling goed te kennen, om in latere stadia van het gevecht er zoo goed mogelijk gebruik van te kunnen maken. Overigens is zijn standplaats weder bij den r. cdt. Gedurende het gevecht geldt hetzelfde, als bij den aanvaal is vermeld. Bij doorderingen van den vijand in de stelling houden alle mitrailleurs stand en bevuren den vijand in flank en rug. In 450

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1928 | | pagina 60