even goed toegelaten als degene, die het in 6 jaar glansrijk heeft
volbracht. De algemeene order 1925 no. 25 nu stelt in art. 3,1 en II
de eischen waaraan zij, die geen diploma kunnen overleggen moe
ten voldoen. Aan die eischen nu voldoen velen, die 6 klassen lagere
school hebben doorloopen, vooral wat Nederlandsche Taal betreft
bij lange na niet, en hierdoor zijn zij ten zeerste gehandicapt bij
het volgen en begrijpen der lessen en snappen zij vooral van de
nogal eens ingewikkelde taal onzer reglementen en voorschriften
dikwijls geen woord. Hieruit blijkt wel, dat het volgen van een
bepaald aantal klassen der lagere school zonder meer geen behoor
lijke maatstaf is, voor de geschiktheid om de opleiding tot een
kaderbetrekking te kunnen volgen. Men zal dus verplicht zijn om
aan allen een examen te doen afnemen als bedoeld in de A. O. 1925
No. 25 van welk examen dan alleen waren vrij te stellen zij die
de volledige lagere school hebben afgeloopen en daarvan het
eindrapport kunnen overleggen waaruit blijkt, dat zij althans voor
wat betreft Nederlandsche Taal met minstens voldoende zijn
beoordeeld. J
C. Karakter-eigenschappen.
Zeer zeker hebben velen der Indische jongens onder de aan
bevolen-militairen eigenschappen, die het bereiken van een kader
betrekking voor hen moeilijk maken, waaronder vooral opvallen
timiditeit, gebrek aan zelfvertrouwen en weinig flinke houding
tegenover den troep. De leeftijd speelt hierbij echter een zeer
groote rol en indien aan deze eigenschappen bij de opleiding de
noodige aandacht wordt besteed, zullen de meesten m i. als zij
wat ouder zijn, hier wel overheen komen, en vooral bij niet-Euro-
peesche compagnieën bruikbaar kader worden.
Tenslotte zouden wellicht nog eenige maatregelen kunnen
worden genomen om het instituut wat aantrekkelijker te maken
in welk verband o. a. valt te noemen legering in een behoorlijk
modern ingericht gebouw en niet zooals thans in een oude
overvolle kazerneflinke, goed ingerichte ontspanningslokalen'
een weinig verschil in kleeding b. v. een klein onderscheidings-
teeken. Waar vooral de beide eerstgenoemde maatregelen geld
kosten, zullen zij wel tot de vrome wenschen blijven behooren.
Zij zouden echter tevens de aanbevolen-militairen meer het ge
voel geven dat zij niet zijn gewoon soldaat, maar aanstaande
onderofficieren. De tegenwoordige legering en kleeding zijn
geenszins geschikt om het gevoel van eigenwaarde, dat toch bij
hen al niet groot is, te verhoogen.
Bovenstaand overzicht werd mij in hoofdzaak in de pen ge
geven, door het feit dat men meermalen stemmen hoort, die
adviseeren tot spoedige opheffing van het instituut. Op de vraag:
„Wat dan?' blijft men echter meestentijds het antwoord schuldig.