461 10. BOEKBESPREKING. In dank ontvingen we een exemplaar van het Fransch-Nederlandsch woor denboek van militair-technische termen en militair-argot" samengesteld door G. Schultz, kapitein der Infanterie, leeraar Fransch M. O. en uitgegeven door G. B. van Goor Zonen te Gouda. Zooals de samensteller in zijn voorbericht zegt, ligt een groot bezwaar bij de lezing of bestudeering van Fransche militaire reglementen, voorschriftenen tijdschriften in het feit, dat men de juiste beteekenis van vele daarin gebruikte woorden in geen enkel woordenboek kan vinden. Door den wereldoorlog, die het aantal woorden en uitdrukkingen aanzienlijk heeft doen toenemen, wordt dit bezwaar nog sterker gevoeld. Hoewel men in het Fransche Handwoordenboek van Dr. F. P. H. Prick van Wely zeer veel militair technische termen en militair argot aantreft zal het hen, die het raadplegen, toch nog verscheidene malen in den steek laten. Dit bracht den schrijver op het denkbeeld een woordenboekje samen te stellen, dat beschouwd kan worden als een supplement op het zooeven ge noemde handwoordenboek. We gelooven zeker, dat het handige boekje van totaal ruim 60 blz. druks bij de studie van Fransche militaire werken ons een welkome steun zal zijn. T. B. 11. ORGAAN N.I.O. V. APRIL-NUMMER. Het Aprilnummer opent met eene Mededeeling van de redactie, waaruit we vernemen dat de Heer J.J. Beudeker wegens vertrek met buitenlandsch verlof de redactie van het Orgaan heeft overgedragen aan den kapitein van den Generalen Staf A. A. Gelpke. Mr. P./. Stigter, Leeraar aan de K. M.A. en den H.C. gaat uitvoerig in op het artikel van den heer A. Treffers, voorkomende in den vorigen jaargang van het Orgaan over het Recht van Beklag en eindig zijn artikel met de volgende meeningsuiting: „Zoolang niet uitdrukkelijk bij wettelijke regeling bestraffing van misbruik van het recht van beklag uitgesloten wordt, dan wel het Hoog Militair Ge rechtshof in het bestaande recht basis vindt eene dergelijke bestraffing ten eenenmale ongeoorloofd te verklaren, zal zulk eene bestraffing door de mili taire chefs toegepast kunnen worden. Het zal verstandig zijn zulk eene bestraffing slechts dan toe te passen, wanneer de reclame zonder eenigen redelijken grond geschiedt of de vorm opzettelijk ongepast is, m. a. w. wanneer de lichtvaardigheid of de oneerbiedig heid zeer duidelijk is. Doch een absoluut verbod tot bestraffing in dergelijke gevallen zou tot consequenties leiden, die het voor de tucht verantwoordelijk militair gezag niet kan aanvaarden." Het bekende onderwerp, de fusie van de beide Nederiandsche weermacht ministeries, wordt behandeld door den oud-kolonel C. A. Bannink, die per soonlijk aanwezig was bij de min of meer sensationeele mondelinge beraad slaging over dit Wetsontwerp in de Eerste Kamer.

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1928 | | pagina 71