471 terie nehmen?". Schr. behandelt het vraagstuk uit ballistisch oogpunt, met be trekking tot de wijze van vuren en aan de hand van verschillende tactische gezichtspunten als daar zijn: transport en bewegelijkheid, dekking in het terrein, het verband met de overige infanterie wapens en verband tusschen kaliber en gewicht. De schr. komt bij al zijn beschouwingen tot de conclusie, dat de grens van de „kleinkalibrige Begleitwaffe" ligt bij rond 2 cM. Schr. is in zoo verre consequent en logisch in zijn beschouwingen, dat hij voor alles wenscht een vuurmond, die voldoet aan de eischen „speciaalwapen tegen tanks en tegen vliegtuigen en hulpwapen tegen alle andere op den grond optredende doelen, waartegen de infanterie zich zonder steun van artillerie zal moeten verweren, alsmede van zoodanig gewicht, dat het de infanterie onder alle om standigheden van nabij kan volgen. Als eigenlijk infanterie geschut moet het wapen zich naar de meening van den schr. eigenen om in directe beschieting uitwerking te verkrijgen met het volle projectiel tegen muren en zwakke pant seringen (zooals bij mitrailleurs en infanterie geschut kunnen worden verwacht) en met voltreffers of door scherfwerking tegen menschen en paarden. Aan de door den schr. gestelde verlangens zouden n.h. v. kunnen voldoen het 20 mM. Madsen infanterie kanon, het Oerlikon kanon en het 2 cM. automatisch kanon van de Hollandsche I. en H. maatschappij. Een 37 mM. kanon acht de schr. feitelijk te groot voor een servet en te klein voor een tafellakenin elk geval zou dit als het aan schrs eischen moet voldoen nog 400 a 450 K. G. wegen. (De Fransche 3.7 cM., dat door vele schrijvers als een zeer goed infanterie vlakbaan kanon wordt genoemd weegt met schild slechts 128 K. G.het vol doet echter niet aan de ballistische eischen, welke deze schr. stelt). De waarde van de individaeele oplevping wordt op grond van persoonlijk opgedane ervaring besproken in een artikel Der Wert der Einzelausbildnng" De schr. heeft een door hem gevolgde werkwijze toegepast als Infanterie-bri- gade cmdt. en vervolgens als divisie cmdt. Allgemeine Schweizerische Militarzeitung No. 2. In de periodiek op genomen „MitteiLungeti der Schieszsc/mle" worden gegevens verstrekt betref fende verschillende soorten lichte automatische wapens; er is een overzichtelijke staat bijgevoegd van de voornaamste soorten in Europa in gebruik.het geheel is verlucht met foto's, In een artikel FelddienstArt. 63. Fliegermeldedienst" wordt het genoemde artikel uit het Zwitsersche gevechtsvoorschrift aan kritiek onderworpen. Het art. 63 luidt: „Alle maatregelen, welke getroffen worden voor luchtafweer en voor be veiliging tegen vliegers, zullen slechts succes kunnen hebben, indien ze tijdig worden getroffen. Het vliegveld van de jagers en de opstellingsplaats van het luchtafweer geschut moeten in verbinding staan met den luchtwachtdienst. De waarnemingsposten worden door bijzonder daartoe opgeleid personeel van de vliegertroepen bezet, dat vroegtijdig vriend en vijand aan het geruisch van de inotor en aan het silhouet herkent. De dienst wordt vervolledigd door radio verbindingen, geluidmeet- en waarnemingsinstrumenten. Voor eigen beveiliging treffen de troepen zelf eenvoudige maatregelen. Desnoods wordt met het lucht- alarmsein volstaan." De schr. acht het onjuist voor dergelijke doeleinden een wissel te trekken op de luchtvaartafdeeling en wijst op de naar zijne meening bestaande noodzakelijkheid om voor dat werk afzonderlijk personeel op te leiden. In den door schr. aangegeven gedachtengang zouden wij voor dit doel wel z. g. ongeoefende landstorm kunnen benutten. In het artikel worden ook de Duitsche en Fransche inzichten terzake ter sprake gebracht. Ten slotte zij de aandacht gevestigd op een uitvoerige boekbespreking van een boek van Dr. Hans Huber getiteld Die staatrechtliche Stellung des Generals in der Schweiz. In Zwitserland wordt de generaal de opperbevel hebber door de „Bundesversammlung" gekozen; zijn verhouding tot den Bondsraad is niet zuiver. Uitdrukkelijk ondergeschikt gemaakt aan den raad is de opperbevelhebber niet, maar als de raad wil kan zij de werkzaamheden van den generaal volkomen lamleggen. H. t. I. is als bekend de G. G. opper bevelhebber van land- en zeemacht en doet zich de onzuivere toestand

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1928 | | pagina 81