G.V.I, (vermenging van onderdeelen is noodlottig), elkander 24 (2). niet hinderen en verder om er toe mede te werken, dat de troepen in het hun aangewezen terreindeel blijven en zich niet laten verleiden (vijand in neventerrein, terreinge steldheid) om uit de aangewezen aanvalsrichting te wor den getrokken alsmede om het verband niet verloren te doen gaan. Verder voorkomen de bepaald aangewezen strooken de zoo nadeelige, overdreven frontuitbreiding, waarborgen zij de voor de doorvoering van den aanval zoo noodig gebleken opstelling in de diepte, vergemakkelijken zij het uitgeven en overbrengen van bevelen, alsmede het onderhoudenvan O-V. het verband en de verbinding en wordt de samenwerking Mob. A.met de artillerie er door bevorderd (b. v. berichtofficieren 37. zullen het troependeel en commandant gemakkelijker kunnen vinden doelverkenning en doelbepaling geschieden meer in overeenstemming met den tactischen toestand). Over de voordeelen is men het vrijwel eens. Als nadeelen noemt men dat de aanduiding ervan in onoverzichtelijk terrein moeilijkheden oplevert, dat men er niet steeds binnen kan blijven en dat zij een zelfstandig handelen belemmeren, omdat de aanvoerders er zich dikwijls aan gebonden achten. Echter mogen uiteraard de grenzen van de strooken nimmer barrières worden, welke niet zou den mogen worden overschreden het aanwijzen daarvan mag G. V. I. niet zoo worden opgevat dat onderdeelen nimmer de strook 144. van een nevenafdeeling zouden mogen betredenzijwaarts uitwijken, naar gelang van omstandigheden in overleg met den nevencommandant, om het terrein beter te benutten, tot flankeerend vuur, enz. is steeds gerechtvaardigd. Verder spreekt het vanzelf dat de nauwkeurige aanduiding van de strooken moeilijker en meer gekunsteld wordt, naarmate de troepenafdeelingen kleiner, het terrein meer onoverzichtelijk of kleiner wordt. Laten kaart en (of) terrein een doelmatige, duidelijke en eenvoudige grensaanduiding (wegen, riviertjes, waterlei dingen, spoorlijnen, hoogtepunten, triangulatiepunten, her kenbare boomen, kerkhoven, e d) toe, dan zal men er gaarne gebruik van maken; op moderne topografische kaarten wordt trouwens daarmede reeds rekening gehouden door vermeerdering van het aantal berekende hoogte punten. Kunnen de strooken door gemis aan terreinpunten niet worden aangegeven, dan kan men volstaan met één, scherp aan te duiden, richtingslijn voor het midden aan te geven of voor een vleugel, dan wel met het aangeven van zichtbare opvolgende doelen, waarvan het bezit van beteekenis is, en het, althans in den aanvang, aanwijzen 488

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1928 | | pagina 16