van een afdeeling voor de richting; is het aanvalsobject
(kampong, hoogte, brug) duidelijk zichtbaar, dan kan het
aanwijzen van een strook of lijn zelfs geheel achterwege
blijven.
Alle gekunsteldheid moet te velde vanzelfsprekend verre
blijven, oriënteeringspuzzles of topografische omschrijvingen
moeten worden vermeden; nimmer mag de strook worden
aangewezen door afstanden te noemen, b.v. 300 M. links
en rechts, Oost of West van dezen weg, deze waterleiding;
in twijfelachtige gevallen dient te worden toegevoegd of
het genoemde terreinvoorwerp is „inbegrepen" of „niet
inbegrepen".
De nadeelen hebben dan ook niet zoozeer betrekking
op het gebruik der gevechtsstrooken, dan wel op een
mechanische toepassing daarvan, een schematisch door
gevoerde grensaanduiding daarvan, onbruikbaar voor den
troep.
Dit zijn evenwel nadeelen, welke aan elke mechamsch-
schematisch toegepaste handeling kleven en daarvan moet
een behoorlijk aanvoerder zich weten te vrijwaren.
Naarmate de terreinstrooken en troependeelen kleiner
worden, nemen de moeilijkheden van de grensaanduiding
toe. Zal de regimentscommandant de bataljonstrooken nog
l4?ii)a. volgens de kaart kunnen aanwijzen, de bataljonscommandant
moet de eigen strook en die der compagnieën volgens het
terrein aanduidenkan zulks niet de ervaring leert dat zulks
dikwijls in onze terreinen niet mogelijk dan wel zeer
moeilijk is dan moeten het einddoel c.q. opvolgende
doelen worden aangegeven, aanvankelijk een richtingsaf-
deeling worden aangewezen (zoodra de strijd is begonnen,
24(i). wordt de richting automatisch op de het verst naar voren zijn-
noot de afdeeling) en moet de kompasrichting worden opgegeven
aan secties worden nimmer aanvalsstrooken aangewezen.
Voor de kleinere verbanden kan het ontbreken van ge
vechtsstrooken trouwens geen aanleiding geven tot moei
lijkheden, mits op eene wijze als zooeven vermeld een
voorziening wordt getroffen, omdat de nabijheid van de
aanvoerders dezen in staat stelt steeds en dadelijk in te
grijpen.
De gevechtsstrooken en dus de grensaanduiding daar
van ontstaan door de aanwijzing van gevechtsruimten en
aanvalsobjectenzij zijn dus een uitvloeisel van de tactiek
en mogen derhalve nimmer dienen tot grondslag van de
tacktiek; de grensaanduiding is een technisch middel van
den aanvoerder om zijn wil duidelijk uit te drukken in zijn
bevelen. Het mag dus niet voorkomen dat men, omdat de
grenzen „zoo mooi" zijn aan te geven, het aanvalsterrein
of het aanvalsobject kiest dan wel in het gekozen (bevolen)
489