Senden invloed of het bataljon aan beide zijden of slechts aan een zijde is aangeleund. Geschiedt de aanval aan beide zijden aangeleund, dan kan het voordeelig zijn, vooraan slechts zooveel zwakke krachten te plaatsen, als noodig is voor het onderhouden van het verband met de nevenbataljons alsmede om te beletten, dat afdeelingen daarvan in de bataijonsstrook komen en zoodoende het bataljon (langzamerhand) uit die strook dringen en wordt het bataljon sterk in de diepte gegroepeerd, waardoor de bataljonscommandant zich grootere vrijheid schept voor de latere bepaling van de gevechtsstrooken en den inzet zijner compagnieën. Gunstig terrein, sterke artilleriesteun, duidelijk inzicht in 's vijands toestand (verrassing) of nacht en nevel, kun nen aanleiding geven tot een vooraan inzetten van sterke troepen van den beginne afgevallen dus, waarbij in den regel de beslissing spoedig valt. Staat het bataljon met een vleugel niet aangeleund, dan moet met het oog op de mogelijkheid dat tot eene omvat ting moet worden overgegaan, de inzet in front in den regel zeer beperkt worden zwakke afdeelingen, zeer in de diepte opgesteld, versterkt door mitrailleurs, zullen dikwijls voldoende zijnzelfs kan het voldoende zijn om den vijand in bedwang te houden en om het verband te onderhouden slechts enkele mitrailleurs te bezigen waardoor de hoofdkracht van het bataljon tegen's vijands flank kan worden ingezet. Eene gelijkmatige verdeeling van de compagnieën, eene halveering van de bataijonsstrook voor den geheelen duur van den aanval is zelden juist; biedt het terrein geen houvast voor het bepalen van een gunstig zwaartepunt, dan kan het aanbeveling verdienen in den aanvang gelijk matig in de geheele gevechtsstrook aan te grijpen, waarbij echter door eene grootere diepteopstelling de mogelijk heid wordt gelaten voor latere verschuivingen naar de tijdens het gevecht blijkende gunstige punten voor het binnendringen (deze wijze van optreden wordt in het bij zonder aanbevolen, wanneer het geheele aanvalsfront ge lijkmatig door sterk artillerievuur wordt gesteund). Zoodra dan gedurende den voortschrijdenden aanval de zwakke punten bij den vijand blijken, wordt het zwaartepunt van den aanval daarop gelegd, onder concentratie daarop van het vuur van artillerie en mitrailleurs en wordt achter dat gedeelte eene vermeerdering van stootkracht geplaatst, daarachter de diepteopstelling ingenomen. In zoodanig geval kan verandering in de aanvalsstrooken noodig zijn (versmalling van de strook, waar de nadruk wordt gelegd, verbreeding van de andere(n)) aan welke verandering even wel de reeds genoemde nadeelen kleven.

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1928 | | pagina 20