van vliegen op zeer groote hoogte, dan we! van vlak bij
den grond vliegen, teneinde van de maskeering, die het terrein,
biedt in kleur en in vorm, gebruik te kunnen maken,
de maatregelen, die de vliegenier (Afdeelingscommandant)
neemt, om na ontdekking van een tegenstander, dien te ontwij
ken. Ontwijken zal betrekkelijk eenvoudig zijn, wanneer hij
den tegenstander op de zichtbaarheidsgrens ontdekt en wordt
moeilijker, wanneer hij den tegenstander eerst ontdekt, wan
neer deze reeds genaderd is. In het eerste geval zal hij alleen
maar zijn koers moeten wijzigen (in verband met eigen op
dracht en koers ander vliegtuig), in het tweede geval zal hij
van de factoren, die reeds bij hef gereedmaken voor den
aanval besproken zijn. gebruik kunnen maken, en dus trachten,
om met vol motor weg te vliegen in de richting van de zon,
dan wel in den blinden hoek van den tegenstander te blijven,
in een wolk te verdwijnen, of door snel manoeuvreeren den
tegenstander het volgen moeilijk te maken.
De oefeningen in het ontwijken bestaan dus uit:
A. Vliegen in wolken. Vaardigheid hierin kan verkregen worden
bij het z. g. blindvliegen. (III)
B. Vliegen op zeer groote hoogte (komt reeds bij andere
oefeningen tot zijn recht).
C. Laagvliegen en gebruik maken van het terrein.
Vliegtuig A krijgt opdracht een overlandvlucht te maken op
zeer geringe hoogte boven den grond onder gebruikmaking
van het terrein. F.en vliegtuig T vliegt op normale hoogte
en controleert de camouflage van A en noteert boven welke
punten nf terrein begroeiingen A goed of slecht gemaskeert
was. (IV)
D. Het ontwijken van den tegenstander.
A heeft opdracht zich naar een bepaald punt te begeven
en daar op bepaalden tijd'aan te komen. T vliegt in gezichts-
verband met A. Vanaf een bepaald oogeriblik (door T met
een van te voren afgesproken teeken aan te geven) tracht
A zijn opdracht uit te voeren en tevens T te ontwijken. (V).
(slot volgt).
525