projectiel wordt gegeven, tegengesteld is aan de richting van de windingen van den band om de granaat x). Alsdan is die band geheel afgewikkeld, nadat het projectiel een vlucht van 7 a 10 M. heeft doorloopen; daarna wordt de veiligheidspin onder de werking van de uitwerpveer uitgeworpen en is de granaat gewapend (zie figuur). De naaldhouder, welke door middel van twee tapjes aan de uit einden draaibaar is op den bodem van een tweetal sleuven in het huis, wordt nu door den wentelcylinder en de veer in den stand gebracht, in de figuur aangegeven, dus met de punt van de naald juist boven het slaghoedje van den detonator. In dezen stand wordt de naaldhouder gefixeerd, doordat de uiteinden komen te liggen in twee sleuven van den wentelcylinder. Zooals uit de figuur valt af te leiden, zal een druk op het huis en daardoor op den wentelcylinder de spiraalveer tusschen dezen cylinder en het spanstuk indrukken, waarbij dus de punt van de naald in het slaghoedje dringt. De bovenschokker is zoodanig geconstrueerd, dat hij na het uitwerpen van de veiligheidspin een pendelende beweging kan aannemen. Hierdoor wordt, in welken stand het projectiel den grond ook treft of tegenstand ondervindt, de bovenschokker met voldoende kracht tegen den onderschokker gedrukt, om de naald in het slaghoedje te doen dringen. Deze kracht behoeft slechts uiterst gering te zijn, zoodat detoneeren zelfs verzekerd is, al treft de granaat den grond met de beschrijvende lijn van het cylindervormig lichaam. Uit het vorenstaande blijkt, dat de granaat absoluut veilig is, zoolang de veiligheidsband nog niet is afgewikkeld, hetgeen als een voordeel te beschouwen is, daar gevaar voor den werper, indien deze bij ongeluk het projectiel zou laten vallen, nadat de detonator geplaatst is, uitgesloten is te achten. De uitwerking berust geheel op den enormen gasdruk, welke, bij het detoneeren van de zoo groot mogelijk genomen trotyllading ontstaat. De samenstellende deelen van het projectiel zijn van zoo danige stof of vorm vervaardigd, dat deze practisch verpulveren. Aanvankelijk bleek, dat de massieve veiligheidspin nog gevaar voor den werper kon opleveren; daarom worden thans proeven genomen met een holle pin. Bij de voorloopige proeven is nog geen positief resultaat ver kregen, om uit te maken, tot op welken afstand van het spring- punt de mensch zoodanig letsel bekomt, dat hij buiten gevecht 528 1') Bij de werpproeven zoude echter gebleken zijn, dat de band ook wordt afgewikkeld, al wordt aan het projectiel een roteerende beweging gegeven in denzelfden zin als de windingen van den band om de granaat. Zulks kan worden toegeschreven aan het feit, dat de granaat na den worp bijna nimmer om haar lengteas roteert, doch dat zij behalve eene roteerende, bovendien een pendelende beweging aanneemt, waardoor de kartonnen schijf vrij komt van de granaat en de band toch wordt afgewikkeld.

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1928 | | pagina 56