Van bijna overwegenden invloed kunnen op de bestrijdingswijze
der vijandelijke artillerie echter de factoren tijd en hoeveelheid
artillerie zijn.
't Is duidelijk, dat indien men over veel tijd beschikt, de voor
bereidingen voor het doen in werking treden der contra-batterijen
omvangrijker kunnen zijn en dus de artilleriestrijd meer tot zijn
recht kan komen. Evenzoo is het logisch, dat wanneer er veel artil
lerie beschikbaar is, men meer batterijen voor de bijzondere taak van
contra-artillerie kan bestemmen. Al zal dus in wezen de aitillene-
strijd bij de verschillende vormen van het gevecht (aanval, ver
dediging, bewegings- of stellingoorlog) gelijk moeten zijn, de
wijze van uitvoering kan als gevolg van de genoemde factoren
telkenmale verandering ondergaan.
T. a. v. den factor tijd, doet zich nog een andere omstandigheid
voor, n. 1. het element verrassing. Staat bij een aanval verrassing
op den voorgrond, dan is het duidelijk, dat men al is de beschik
bare tijd groot vaak van de daaruit voortvloeiende voordeelen
zal afzien, om aan het element verrassing tegemoet te komen.
Werden gedurende den wereldoorlog aanvankelijk de aanvallen
ingeleid door dagenlange artillerie-beschietingen (slag aan de
Somme, Juli 1916: 7 dagen; Aisneslag, April 1917: 7 dagen;
Vlaanderen, Juli 1917: 16 dagen) later werden deze vuren tot
enkele uren beperkt (Amiëns, Aug. 1918, 9e Fr. legerkorps: 4
uur; Chateau-Thierry-Soissons, Juli 1918: 1,5 uur) om der wille
van de verrassing.
Boven aangehaalde algemeen geldende grondgedachten mogen
n. m. m. bij de beschouwing van de bijzondere vormen van artil
lerie—bestrij ding niet uit het oog worden verloren, zij dienen als
richtsnoer en tevens als toetssteen der critiek.
Hoewel in Frankrijk ook de divisie-artillerie of de artillerie-een
heden, tot de algemeene artilleriereserve behoorende, voor de taak
van contra-artillerie kunnen worden aangewezen (zie S. C. A. art.
115), zoo acht men het daar toch normaal, dat de bestrijding vari
vijandelijke batterijen plaats heeft in het kader van het legerkorps.
(I. P. art. 154; S. C. A. art. 114) Evenwel wordt de mogelijkheid
ingezien, dat dergelijke artillerie-bestrijdingen in nog grooter ver
band geschieden. Immers, art. 112 van S. C. A. zegt, dat de artil
leriestrijd zich in zekere mate onafhankelijk van het infanteriege-
vecht voltrekt en dat het voordeelig is, dien strijd op een zoo breed
mogelijk front te organiseeren, welk front dan slechts beperkt mag
worden door de dracht van het materieel, waarover men beschikt.
In Daitschland daarentegen heeft de artilleriestrijd plaats in het
kader van de divisies. De divisieartillerie kan worden onderver
deeld in Nahkampf- en Fernkampfartillerie, waarvan de laatste
dan vnl. de opdrachten voor de artillerie-bestrijding ontvangt, al
hoewel ook de Nahkampfartillerie hieraan kan deelnemen (A. V. A.
punten 1813 en 1814). Organieke legerkorpsartillerie kent men in
531