2. Verdediging. Hoe vollediger de aanvaller er in slaagt, zijn plannen voor den verdediger verborgen te houden, des te moeilijker zal ook voor dezen de artilleriebestrijding worden. Slaagt men er echter in de versterkingen aan artillerie, die de aanvaller op het bewuste stellinggedeelte samentrekt, tijdig te onderkennen, dan zal men natuurlijk trachten zélf zoo mogelijk den artillerie-inzet te i gTvteLifaltbijAdernaln2v0al5)geven de Fransche voorschriften biizondere aanwijzingen voor de verdediging in den stel ingooi F u G echter wel: de artillerie is hier weer principieel ingedeeld in divisie-verband, óók indien versterking van artillerie wordt aan "etrókken (A. V. A. punt 1972). T. g. t. kan echter de legerkorpscdr. een artilleriereserve vormen en de met bijzondere taken belaste zwaarste artillerie of het vèrdragende vlakbaangeschut onder zijn bevelen nemen. Met deze ver doorgevoerde decentralisatie kan ik mij zooals hierna blijken zal, echter in geenen deele vereenigen. Bij de verdediging in den bewegingsoorlog wees ik er reeds op, dat men met een te grooten inzet van contra-artillerie voorzichtig dient te zijn. Nu maken de Duitschers in den stelhngoorlog terecht onderscheid tussche,, de ge.allen dat er bij den verdec ger al O niet een sterke minderheid aan artillerie aanwezig is. Waar in aen régefvoor de bestrijding van artillerie en doelen op grooten aMand Fernkampfgruppen" zullen worden gevormd, kan dit bij zwakla. verdedigende artillerie worden nagelaten, zegt punt 385 F. u. G. ïn diè gevallen n. 1., waarbij er niet aan gedacht kan worden, de aanvallende artillerie bijzonder te verzwakken of ook maar eei}Jp£ mate te neutraliseeren (A. V. A. punt 2015), mag men de artdlerie van den verdediger niet te vroeg blootstellen aan vernietiging do. den overmachtigen tegenstander, maar moet men trachten de bat teriien in den aanvang een zoodanig achterwaartsche opstelling te geven" £t zij wel vuu? kunnen brengen dicht vóór de eigen stelling, doch aan het gezicht en het vuur van den vijand onttrokken zijn, om ze daarna, als de aanvaller zich tot den aanval verdicht ücksichtlos" in te zetten. Ik ben het hiermede volkomen eens, want veel meer nog dan bij den bewegingsoorlog, klemt hier de eisch dat men door een vroegtijdige vuuropenmg den aanvaller met in de gelegenheid mag stelten (onbeperkte tijd) de eigen artillerie volkomen te neutraliseeren, vóórdat men in staat is geweest, het voorwaarts CTaan van de vijandelijke infanterie ernstige beien - noen in den weg te leggen, 't Behoeft wel geen betoog, dat e e ab niét het geval is bij een minder zwakke artilleriemacht. Dan is het zelfs zaak, den artilleriestrijd zoo vroeg mogelijk te beginnen (F u G. punt 405) en is in den tijd der vijandelijke aanvalsvoorbereidingen de hoofdtaak der Fernkampfgruppen, h 542 Zie ook onder D. „Organisatie en bevelvoering".

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1928 | | pagina 70