Daarom lijkt mij het volgende een goede oplossing om deze menschen in het belang van het leger toch zoo spoedig mogelijk in opleiding te nemen voor kader Men late het examen op „schoolsche kennis" zooals dit in de maand Mei 1928 werd gehouden, bij de beoordeeling omtrent „toelaten dan wel „niet toelaten" geheel buiten beschouwing, maar ga voor al zoo niet geheel, af op de invulling van de rubiek Oordee van den Korpscommandant" en brenge daarna op de Kaderschool hun de vereischte kennis bij, onder beding, dat zij bij het examen voor brigadier daarop nog eens en goéd aan den tand worden gevoeld. Mocht het daarvoor noodig zijn den duur van de op leiding een weinig te verlengen men neme dit op den koop toe. De winst van 100 brigadiers (zie berekening hierachter) is dat mijns insziens meer dan waard. jrnriar Bij het nu eerstvolgende examen voor toelating tot de Kader- school handele men dienovereenkomstig en neme dus geen examen af in de „schoolsche kennis." Op dezelfde wijze zou ook in de toekomst gehandeld kunnen worden. Vermoedelijk zal door opleiding in schoolsche ken nis bij de Kaderschool de feitelijke kaderopleiding worden ver traagd, wat uit den aard der zaak niet aan te bevelen is, waar om ik dit dan ook bij wijze van noodmaatregel slechts zou willen zien toegepast voor de eerstvolgende 2 opleidingen. Hoe dan wel daarna die schoolsche kennis den menschen bij te brengen? Ik had mij daarvoor gedacht een soort avondcursus bij het le Depot Bataljon. Voor de recruten is de dienst als regel afgeloopen om 5.15 n.m. Welk bezwaar is er tegen, dat deze menschen op 4 avonden in de week (niet Zaterdag en niet Zon dag) van b.v. 6.30 n.m. 8.30 n.m. in de gelegenheid worden <*esteld om door Beroeps-onderwijzers te worden opgeleid. Mijns inziens geen enkel. Men late de menschen evenwel vrij in de keuze of ze al dan niet dezen avondcursus willen volgen, dat kunnen slechts de resultaten bij hen die in aanmerking zouden moeten komen om tot kader opgeleid te worden ten goede komen. Evenwel met de verplichting, dat wie den cursus heeft aangevan gen dien ook tot het einde zal hebben te volgen. Officieren en onderofficieren ingedeeld bij het Depot hebben gauw genoeg in de gaten, wie vooral in aanmerking zouden moeten komen tot het volgen van den cursus en ook voldoende overwicht om de betrokken jonge militairen (vooral jong als militair), die hun eigen belang niet zoo duidelijk inzien, zóó te overreden, da zij tot inkeer komen en wél den cursus gaan volgen. Ik sprak boven van Beroeps-onderwijzers, omdat mijns inziens officieren en on derofficieren, al zijn ze van nog zoo goeden wille, met die resui- De lessen aan Garnizoens- (Korps-) school lijken mij daartoe mei7°ld°®"d,e' omdat de menschen door de vele diensten en bijdiensten met in staat zijn de lessen geregeld te volgen. 548

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1928 | | pagina 76