taten zullen bereiken als beroepspersoneelieder „vak" vereischt nu eenmaal zijn eigen routine, vooral in de details. En wat de kosten betreft? Ik moet ronduit bekennen, dat ik daar niet veel notie van heb, maar aannemende, dat een 2 a 3 onderwijzers noodig zouden zijn, zou ik deze willen schatten hoogstens op 4 a 5000 gulden per jaar. Trouwens al zou dit bedrag moeten worden verhoogd, de te behalen prijs lijkt mij den inzet meer dan waard. En thans een berekening hoeveel kader ik me voorstel, dat met inachtneming van het bovenstaande uit den troep kan worden getrokken. Ik ga uit van het laatst afgenomen examen aan adspiranten ingedeeld bij het 15e Bataljon. Van de 32 deelnemers zouden naar mijn schatting op de boven aangegeven wijze tot de Kaderschool kunnen worden toegelaten een kleine 25laat ik vooral niet in mijn voordeel rekenen en dus dat aantal stellen op 20. Voorwaar toch niet te hoog, voor wie inzage heeft gehad in het betrekkelijk Verbaal. Aannemende dat het peil van den doorsnee fuselier bij het 15e Bataljon als normaal moet worden beschouwd en dat ook het aantal deelnemers tot dat der niet-deelnemers bij dit Korps als norm kan worden aangenomen en waar voorzoover mij bekend thans bij het Leger bestaan 6 Korpsen met 1 Europeesche compagnie zouden dus tot de eerstvolgende opleiding tot brigadier kunnen worden toe gelaten 120 fuseliers. Laten we schatten, dat van deze 120 slechts 100 dien rang halen. Aannemende, dat voor de Europeesche vrijwilligers hetzelfde percentage kan gelden als voor de aanbevolen militairen, zouden dus volgens de op ervaring be rustende cijfers van den heer v. A. vastgelegd op blz. 454 (noot) Mei-nummer van het I. M. T. van deze 100 brigadiers 82 den ser geantsrang kunnen halen. Het behalen van den rang van sergeant faat ik verder buiten beschouwing en zal ik mij bepalen tot de winst aan brigadiers, het aan cijferaars ende practijk over latende hoeveel sergeants en onderofficieren van hoogeren rang ten slotte kunnen worden verkregen. Ik kwam dus tot 100 brigadiers bij afloop van den eerstvolgen- den cursus. Komt vanzelf op de vraag: „En hoeveel adspiranten zullen aan het eerstvolgende examen deelnemen?" Ik stel me voor dat deze adspiranten zullen zijn 1. Zij, die in Mei 1928 hebben deelgenomen maar niet geplaatst, 2. Een klein aantal dat in Mei 1928 niet heeft deelgenomen zijnde verhinderd door ziekte dan wel menschen, die meerdere malen niet zijn geslaagd en tenslotte den moed hebben laten zakken (een soldatenkamer is nu juist geen geschikte plaats voor het oplossen van vraagstukjes over vlakte- en andere maten enz.), 3. Na Mei 1928 afgerichte recruten die het le Depot Bataljon hebben verlaten met toegevoegd aan hun Korpsbescheiden een 549

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1928 | | pagina 77