558
Dr. Daniker, een bekend Zwitsersch wapentechnicus, geeft een beschouwing
over Leichte Machinegewehre"Verschillende typen worden besproken en de
aandacht gevestigd op de karakteristieke eigenschappen. Het artikel is vooral
van waarde uit een oogpunt van wapentechniek.
Onmiddellijk in aansluiting met laatstgenoemd artikel moge melding ge
maakt worden van een beschrijving van den Italiaanschen geweer mitrailleur,
systeem Breda. Bij dit wapen behoort een lichte affuit, (twee typen, onder
scheidenlijk 2 en 3,2 K. O. wegend).
Majoor Heigl vervolgt zijn gegevens betreffende „Straszenpantzer" (zie ook
I.M.T. Nos. 1 en 3), beschrijft verschillende modellen en vermeldt eenige
bijzonderheden met betrekking tot tractors en zesradige (terrein) motorvoer
tuigen. Schr. is van meening dat de pantserauto in haar tegenwoordigen vorm,
als gevolg van haar ongeschiktheid voor beweging door het terrein, haar einde
tegemoet gaat. De wenschen gaan uit naar een pantsertank, zich eigenend zoo
wel voor snelle verplaa.sing langs wegen als voor beweging door het terrein.
Van de behandelde modellen mogen van 2 der lichtste, n.l. de Italiaansche
typen Bianchi en Ansaldo, eenige gegevens worden vermeld. Gewicht: on
derscheidenlijk 3,09 en 3,4 ton; bewapening: 2 en 3 mitrs.bemanning: 3a4
en 5 man; max. snelheid 46 en 50 K.M./uur. Het artikel is verlucht met
foto's.
Dezelfde schr. behandelt Moderne Tankabwehrwaffen" en beschrijft ver
schillende wapens uit den oorlogs- en uit den naoorlogstijd. Als slot worden
eenige beschouwingen gewijd aan de ausgesprochene Infanterie-Oeschiitze.
0.m. wordt melding gemaakt van de oplossing van de Hollandsche Industrie-
en Handelmaatschappij, welke oplossing we reeds uit de Nederlandsche
literatuur kennen, n.l. een eenheidsaffuit, waarop naar behoefte een kort groot
kaliber (6,5 a 7 c.tn.) of een lang kleinkaliber (3,7 - 4,7 c.m.) vuurmond kan
worden gemonteerd. Ook dit artikel is geïllustreerd.
Bulletin beige des sciences militaires. No. 2. De studie „Les opera
tions de l'armée beige" wordt voortgezet, (id. in No. 3).
Een lezenswaardige studie biedt ons de col. Hans n. 1. „L'offensive. Mailtere
de disposer les troupes contre un adversaire mstallé sur line position organi-
sée et bien appuyéeSchr. brengt verschillende hoofdbeginselen naar voren,
zooals: de krachten zullen nimmer gelijkmatig over het aanvalsfront wor
den verdeeldhet aanvalsfront moet voldoende uitgebreid zijn, om vijand,
flankacties tegen te gaan en den tegenstander het concentreeren zijner mid
delen te belemmeren; om succes te boeken moet men op het daarvoor uit
gekozen punt de sterkste zijn de beslissende aanval mag niet plaats vinden
dan na verkenning van vijand en terrein een eenmaal ingezette aanval moet
kunnen worden voortgezet. Aleer in het bijzonder worden de divisies in eerste en
in tweede linie beschouwd; de voordeelen van normaal oplossingen worden be
sproken (zie ook A.T. V. punt 149) Normaal formaties zijn naar de meening
van den schr. onmisbaar omdat „le génie est rare". Als een normaal for
matie voor een divisie in eerste lijn wordt opgegeven: 1ste echelon: 4 ba
taljons van 2 naast elkaar optredende regimenten; 2de echelon: 2 bataljons
n.l. de derde bataljons van de genoemde regimenten; 3de echelon: het
derde regiment als divisie-reserve. Schr. vat zijn conclusies samen in de be
kende uitspraak van Napoleon „la victoire est aux armées qui manoeuvrent".
Het is dus zaak om over commandanten en troepen te beschikken, die kun
nen manoeuvreeren.
Majoor Liévin zet zijne beschouwingen „Les chars de combat" voort, (zie
1. At. T. No. 4). Aan de hand van foto's worden nagegaanhet vermogen
van tanks tot het overschrijden van hindernissen, het beklimmen van hellingen
en de vernieling met behulp van tanks, b. v. van steenen muren.
Majoor Smedt beëindigt zijn artikel „Etude du problème de la concentration
des feux(zie I. M. T. No. 4.). N. h. v. verdient dit laatste hoofdstuk inzon
derheid de belangstelling van den artillerist waar de schr. zijn aandacht wijdt
aan een enkele afdeeling artillerie in een voor den bewegingsoorlog zeer
waarschijnlijk geval, waarvan schr. zegt „Voor dit geval zal zich dikwijls een