145. steun te verkenen bij de aanvallen dervoorste linie, gericht 147(1). op de zwakke plekken, bij het doordringen (tegen over- 147(2). gebleven weerstandskernen of troepenafdeelingen), het ver wijden van de geslagen bres, de vervolging. Staat een reserve-bataljon op een niet aangeleunden 115. vleugel, dan zal de bataljonscommandant maatregelen moeten treffen voor bescherming en beveiliging van dien vleugel en zorgen dat althans een deel van zijn bataljon onmid- 134. dellijk kan optreden tegen den aanval op de flank van de voorste bataljons, waartoe het terrein aan de open zijde wordt bewaakt, terwijl dat deel sterk genoeg moet zijn A.T.V. om aan een opdringenden vijand ernstigen weerstand te 84 (2) bieden. Een en ander ook al is er eene algemeene ge- (l). vechtsbeveiliging ten behoeve van het geheel. Bij een opstelling op een niet aangeleunden vleugel kan menigmaal de taak worden het verrichten van een om- vattenden aanval op 's vijands vleugel of flank, waartoe het bataljon veelal allereerst naar buiten moet worden ver plaatst. Zulks zal dikwijls dadelijk moeten geschieden van bijzonder voordeel is het dan dat het (doen) verken nen voor zoo'n geval en de overdenking van de uitvoering daarvan, reeds heeft plaats gehad, opdat gedekt door geëigend terrein en in een doelmatige formatie de op stellingsplaats wordt bereikt vanwaar de aanval moet geschieden, welke plaats door den regimentscommandant moet worden aangewezen. Doet hij zulks niet, dan buigt het omvattende bataljon te ver uit (meestal in vredestijd) of blijft het te dicht bij (dikwijls in den oorlog). Als regel zal de regimentscommandant behalve de bui tengrens van de in front aanvallende troepen, ook de binnengrens voor den aanval van het omvattende bataljon (vleugellijn) aangeven en deze zoodanig kiezen dat geen kruising van die grenslijnen vóór de vijandelijke stelling plaats heeft. Een en ander om economisch met zijn krach ten te werken en om vermenging van onderdeelen te voor komen. In de ontstane tusschenruimte worden geen troepen opgesteld, behalve de afdeelingen, welke het verband moeten onderhouden en in sommige gevallen, doch slechts tijdelijk mitrailleurs, welke voor de beide fronten of een daarvan flankeerend vuur kunnen brengen. De aanval op zichzelf moet weder frontaal geschieden naarmate het aanvalsdoel voor het bataljon meer in de diepte van 's vijands stelling ligt, wordt de tusschenruimte grooter, evenals de afstand tot de opstellingsplaatsde verschuiving wordt des te moeilijker evenals de samen werking (het verband) met de in front aanvallende neven bataljons deze toenemende nadeelen staan tegenover het 596

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1928 | | pagina 34