161. Van zeer bijzonder belang is dan uiteraard de aanwe zigheid van mitrailleurs op den buitenvleugel. Heeft een reservebataljon (of een bataljon uit de le en 116. 2e linie) in opdracht een andere afdeeling te steunen en beveiligen, dan zorgt de bataljonscommandant voortdurend A. T.v.op de hoogte te blijven van den gevechtstoestand bij die 180. afdeeling, d. i. hij zorgt voor het onderhouden van het 84(2)(i). verband terwijl hij zich door een behoorlijke gevechts beveiliging vrijwaart voor verrassingen. Hij beoordeelt voor elk geval afzonderlijk of het ter Q.V.I. volvoering van zijn taak noodig is, daadwerkelijk in te 116. grijpen (aanval), dan wel of met de bezetting van bepaalde gunstig gelegen punten kan worden volstaan (bedreiging). Ten opzichte van die afdeelingen doet hij zijn bataljon A. T. V. een zoodanige opstelling innemen, dat het zoo lang mogelijk 149. kan blijven manoeuvreeren, hetzij tot rechtstreeksche, het zij tot indirecte ondersteuning van den aanval. (Slot volgt). MEDEDEELING. Het op de Jaarlijksche algemeene vergadering herkozen bestuur is samengesteld als hieronder aangegeven: Voorzitter C. D. Lagerwerff, Generaal-majoor der Artillerie, Ondervoorzitter A. van de Water, Kolonel der Infanterie, Secretaris-penningmeester J. L. C. Anten, Gep. Luitenant-kolonel der Infanterie. Leden: M. Boerstra, Luitenant-kolonel v/d. Gen. Staf. L. C. A. van de Kasteele, Luit-kol. der genie. T. Bakker, kakitein v/d. Gen. Staf. P. A. Cox, kapitein v/d. Gen. Staf. E. T. Koppen, kapitein der Artillerie. Correspondent in Nederland W. P. Marinissen, Majoor der Intendance. 598

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1928 | | pagina 36