3. NOODRANTSOENEN VOOR MENSCH EN DIER.
door A. J. B.
Voor den mensch.
Het noodrantsoen is een voedselreserve, welke zoo lang moge
lijk intact moet blijven en slechts in het alleruiterste geval, als
de toestand zoo critiek wordt, dat wat de voeding betreft, alleen
van dit rantsoen nog redding is te verwachten, mag worden
genuttigd.
Zoolang de troep nog van andere middelen kan bestaan, mag
dit rantsoen niet worden aangesproken.
Het spreekt vanzelf dat een dergelijk rantsoen steeds bij den
man aanwezig behoort te zijn en dus op of aan het lichaam
moet worden gedragen, waarbij gering volumen en gering gewicht
een eerste vereischte behooren te zijn.
Bovendien moet het echter voedzaam zijn, voldoende maag
vulling geven, gemakkelijk te bereiden en bestand tegen spoedig
bederf, zoodat het geen betoog behoeft, welke moeilijkheden ver
bonden zijn om voor het Indisch Leger tot een bevredigende
oplossing van dit vraagstuk te komen. De lange lijdensweg,
welke het noodrantsoen heeft moeten afleggen, alvorens men er
in geslaagd is tot een bevredigend eindresultaat te geraken,
spreekt voor zichzelf.
In tal van Wetensch. Jaarberichten van de I.K. V. vindt men
iets over de geschiedenis van het N. R. vermeld. Volledigheids
halve is in de navolgende bladzijden een kort historisch over
zicht daarvan uit die gegevens samengesteld.
De vroegere noodrantsoenen, vermeld in A. O. 1901 No. 78,
bestaande voor Eur., Men. en Amb. uit
1 blikje ketan met Jav. suiker of 1 blikje rijst met gehakt en
sambal of 1 blikje soep voor ontbijt;
1 blikje hutspot voor middagmaal en
1 bruine boonen voor avondmaal en voor de overige
mil., koelies en dwangarbeiders uit
1 blikje ketan met Jav. suiker voor ontbijt,
2 blikjes rijst met gehakt en sambal voor middag-en avondmaal,
voldeden in het algemeen wel gedeeltelijk aan vorengenoemde
eischen, doch hun gewicht 1,6 K. G.), onpraktische vorm
voor de verpakking en groot volumen 15u0 c. M3), deden
naar een noodrantsoen uitzien, dat die nadeelen in geringere
mate of in 't geheel niet zou bezitten.
599