Intusschen bleef het zoo juist genoemde tijdelijke noodrantsoen
het rantsoen, dat bij eventueele mobilisatie aan de troepen zou
worden verstrekt.
Teneinde dit afdoende tegen verontreiniging te beschutten,
werd in 1916 bepaald, dat die noodrations in blikken bussen
moesten worden verpakt en medegevoerd.
In het Verplegingsvoorschrift 84 vinden we de samenstelling,
wijze van oplegging, ontvangst, verpakking enz. van dit rantsoen
uitvoerig vermeld, waarbij voor de Cavalerie de beschuiten en
het blikje verduurzaamd vleesch zijn vervangen door een grootere
hoeveelheid rijst en gedroogde visch.
In 1917 werden nog opleggingsproeven gehouden met blik
ken nasi-goreng met en zonder garnalen, welke over het algemeen
een gunstig resultaat opleverden.
Einde 1919 bracht eindelijk een oplossing van het vraagstuk
van het noodrantsoen, waaraan sedert 1901 en ook wel voordien
men denke aan de carne pura (vleeschbeschuiten) van 1882
voortdurend was gewerkt.
Besloten werd dat het N. R. voor het Indisch Leger zou be
staan uiteen blik nasi-goreng, 2 pakjes elk van 4 beschuiten
en in elk pakje 0,005 K. G. thee, benevens een busje inhoudende
0,08 K. G. verduurzaamd vleesch.
Deze hoeveelheid was berekend voor een etmaal. Voor wat
betreft den vorm der blikken, de wijze van verpakking en het
medevoeren door den man, werden de proeven nog voortgezet.
In 1921 moest helaas weer een stap worden teruggedaan op
den weg tot de oplossing van het N. R. vraagstuk, aangezien in
verband met de hooge kosten verbonden aan de invoering van
genoemd rantsoen, uit bezuinigingsoverwegingen voorloopig daar
van werd afgezien en teruggekeerd moest worden tot het vroegere
voorloopige N. R. 84 Verplegingsvoorschrift).
En in 1925 zien we het noodrantsoen praktisch heelemaal
verdwijnen door de nieuwe verplegingsbeginselen, opgenomen
in punt 217 van het A. T. V., waarbij werd bepaald, dat bij den
man drie dagrantsoenen zouden worden medegenomen, bestaande
uit rijst, gezouten visch of gedroogd vleesch en thee, terwijl in
den algemeenen trein een hoeveelheid beschuit wordt medege
voerd, bestemd als noodrantsoen. Waaruit dit noodrantsoen, dat
feitelijk geen noodrantsoen is, bestaat, wordt niet vermeld; de
beste oplossing zoude daarvoor zijn geweest6 beschuiten elk
wegende 55 gram, verpakt in 3 pakjes van 2 beschuiten, elk
bevattende bovendien 0,005 K. G. thee. Overwogen is ook om
hieraan nog toe te voegen een busje geconserveerd rundvleesch
van 0,08 K. G., aan den opvoer waarvan niet veel bezwaren wa
ren verbonden, terwijl de soldaat na een dag van zware actie,
ten zeerste zou zijn gebaat, met deze, zij het ook kleine hoe
veelheid dierlijk voedsel.
602