5. DE BEOEFENING VAN HET LUCHTGEVECHT.
door
G. GIEBEL.
(slot).
DE AANVAL.
Wanneer men de gewenschte plaats ten opzichte van den tegen
stander bereikt heeft, wordt, indien men althans de kans schoon
ziet, de aanval ingezet.
Evenals de vorige phasen, kan ook de aanval individueel of in
verband moeten worden uitgevoerd.
Hoe grooter echter de individueele vaardigheid is in het uitvoeren
van den aanval van de vliegeniers, die een aanval in afdeelingsver-
band uitvoeren, hoe grooter kans op succes de afdeeling zal hebben.
Het is dus duidelijk, dat we, alvorens den aanval in afdeelings-
verband te beoefenen, eerst de individueele vaardigheid door indi
vidueele oefeningen in den aanval opvoeren.
Bij de uitvoering van den individueelen aanval kunnen we de
volgende momenten onderscheiden:
1. het toestel de maximum snelheid geven en koers zetten in een
zoodanige richting, dat men in een minimum van tijd (d. w. z.
langs een rechte lijn vliegende) op schootsafstand van den
tegenstander komt.
2. Op schootsafstand gekomen door middel van de stuuror-
ganen, de vizierlijn van den mitrailleur op het mikpunt brengen
en afdrukken; onder het afdrukken trachten de vizierlijn op het
zich inmiddels wijzigend mikpunt te houden.
3. Wanneer men het schieten moet staken, wil men niet met den
tegenstander in botsing komen, of omdat de tegenstander
door goed manoeuvreeren het mikpunt buiten de vizierlijn
brengt, dan wijzigt men zijn koers zoodanig, dat
a. het vliegtuig door optrekken buiten het bereik van den tegen
stander komt en men vandaar het gunstige oogenblik voor
een nieuwen aanval kan afwachten;
b. of wel het vliegtuig in den blinden hoek of achter den staart
van den tegenstander blijft, al naar gelang het type toestel
626
De schootsafstand zal niet steeds dezelfde zijnhij is grooter, naarmate
de tegenstanders elkander met grooter sneldheid naderen en zal het kleinst
zijn, wanneer de tegenstander van onder en van achteren wordt aangevallen.