van den tegenstander. Dit geval komt weder ter sprake bij de doorvoering. ad 1. Het aantal mogelijkheden is onbeperkt. De aanvaller kan uit verschillende richtingen t. o. v. den tegenstander den aanval inzetten. Het kan zijn, dat men nog niet ontdekt is en men den tegenstander verrassend kan aanvallen uit de richting van de zon, dan wel in een blinden hoek, doch ook bestaat de mogelijkheid, dat men voor den aanval alleen maar minder gunstige kansen krijgt. Hoe het ook zij, het is zaak, dat de vliegenier in ieder geval in staat is, om vanuit ieder punt t. o. v. den tegenstander de juiste aanvalsrichting te kiezen. Beoefening van alle gevallen is niet mogelijk. Wel kan de vliegenier geoefend worden de juiste aanvalsrichting te kiezen vanuit een beperkt aantal hoofdrichtingen. Heeft hij hierin maximum vaardigheid verkregen, dan is hij, dank zij meer of minder aanpassingsvermogen (aanleg, gezond verstand) ook in staat met meer of mindere juistheid de goede aanvalsrichting voor een willekeurig geval te bepalen. De oefeningen voor dit onderdeel bestaan dan uit: a. aanvallen op dezelfde hoogte als de tegenstander vanuit de 4 hoofdrichtingen. Vliegtuig T vliegt een bepaalde koers. A valt aan van achteren, van op zij of van voren (liefst schuin van voren om noodlottige botsingen te voorkomen), en wel op dergelijke wijze, dat bijsturen tijdens den aanval niet noodig is. Op schootsafstand gekomen, het vliegtuig omsturen overeen komstig het gestelde onder 3a, en den aanval uit dezelfde of andere hoofdrichting herhalen. b. Als onder a, doch thans van grootere hoogte dan T. (desnoods ook van geringere hoogte.) Deze oefeningen kunnen verzwaard en gevarieerd worden, door T opdracht te geven, tijdens den aanval zijn koers te wijzigen, of zijn snelheid te veranderen, dan wel voor T een ander type toestel te nemen. (VI) Heeft de aanvaller een twee-persoonsvliegtuig, dan zal hij na den aanval het vliegtuig zoo moeten omsturen, dat de achtermitrail leur gebruikt kan worden. Beoefening overigens als tevoren. ad. 2. Het schieten met den voormitrailleur bestaat uit de volgende verrichtingen: a. op schootsafstand den stand van de vizierlijn t. o. v. het mik punt waarnemen en beoordeelen. b. naar gelang van deze beoordeeling met de stuurorganen den stand van het vliegtuig dermate wijzigen, dat de vizierlijn op het inmiddels van plaats veranderd mikpunt gebracht wordt. c. afdrukken en door voortgaande standverandering van het vliegtuig de vizierlijn op het bewegend mikpunt houden. 627

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1928 | | pagina 65