dan noodzakelijk, dat de toestellen zich vlug kunnen wenden en daartoe is de afdeeling in zijn geheel te log. De afdeeling zal zich dan splitsen in eenige patrouilles van bijv. 3 vliegtuigen. Deze patrouilles kunnen gemakkelijk manoeuvreeren, en geven de voor- deelen, dat men bij den aanval tegenover één vijandelijk vliegtuig meerdere eigen toestellen kan plaatsen en dat de drie vliegtuigen elkander kunnen beschermen, daar ze eikaars blinde en doode hoeken kunnen bestrijken. Eén der patrouilles kan ook boven het gevechtsterrein blijven, om vandaar het gevecht gade te slaan en op gewenschte momenten in te grijpen. Wordt de aanval zonder groot overschot aan snelheid uitgevoerd, dan zal na het eerste salvo, de afdeeling zich eveneens in patrouilles oplossen, die ieder hun tegenstander uitkiezen en dien hardnekkig vervolgen (zie doorvoering). Aan den vliegenier, die geoefend is in den individueelen aanval, zal de aanval in afdeelingsverband slechts den volgenden nieuwen eisch stellen: groote geoefendheid in vliegen in afdeelings- en in patrouilleverband (zie afdeelingsvliegen). Het is mogelijk, dat de afdeelingscommandant één of meer patrouilles opdraagt den aanval uit te voeren, om met de rest eerst te volg;en, wanneer de door den eersten aanval ontstane verwarring bij den tegenstander een gunstige gelegenheid geeft. Goed begrip van de desbetreffende teekens is voor de vliegeniers noodzakelijk. Eén en ander zal bij het afdeelingsvliegen nader worden besproken. De beoefening van dit onderdeel zal eerst tot haar recht komen, indien volledige vaardigheid in het afdeelingsvliegen is verkregen. De beoefening van den aanval levert voor den geoefenden afdee- lingsvlieger, die bovendien getraind is in het individueele lucht gevecht, geen moeilijkheden meer op, wanneer hij zijn tegenstander recht voor zich uit kiest. Wel treden bijzondere moeilijkheden op, wanneer meerdere aanvalsvliegtuigen hun aanval op denzelfden tegenstander richten. De grootere getalsterkte zal dan eerst tot haar recht komen, wanneer de aanvallers, zonder elkander te hinderen, ieder den tegenstander onder vuur kunnen nemen. De beoefening is aldus: T vliegt een bepaalden koers. Een patrouille van 3 vliegtuigen valt T aan (van grootere, dezelfde of geringere hoogte; van achteren, van op zij of van voren). Op schootsafstand gekomen wordt T door alle drie de aanvallers onder vuur genomen. Dezelfde oefening kan gehouden worden, terwijl T een vooraf afgesproken, bocht maakt. Deze oefeningen kunnen beschouwd worden als een moeilijker editie van de schietoefeningen en kunnen daarbij worden onder gebracht. (VII). 630

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1928 | | pagina 68