voor, om een ieder precies uit te leggen wat er bij de oefening zal
gaan gebeuren; bovendien wordt de kans op ongelukken er be
langrijk minder door. i)
Het is niet voldoende, dat de oefening zooveel mogelijk gelegen
heid tot waarnemen en handelen biedt, doch waarnemingen en
handelingen moeten gecontroleerd kunnen worden.
Deze controle komt toe aan hem, die voor de geoefendheid verant
woordelijk is, i. c. den afdeelingscommandant.
Controle wordt verkregen, door de waarnemingen te doen op
schrijven of het resultaat van de handelingen na te gaan (foto's,
treffers in schijven). Ook kan de afdeelingscommandant daartoe
zelf plaats nemen in het vliegtuig, (hierboven steeds genoemd het
vliegtuig T), waarop zijn vliegeniers zich oefenen. De controle
dwingt tot maximum inspanning bij de oefening. Meermalen zullen
de eischen: „Veel gelegenheid voor waarnemen en handelen" en
„.controle op de uitvoering" met elkaar in strijd zijn; in dat geval
dient een middenweg gevonden te worden.
Naast de vaardigheid, door de oefeningen verkregen, is de aanleg
een factor, die van invloed kan zijn op den uitslag van een gevecht.
Onder aanleg zullen we verstaan het totaal van eigenschappen,
die niet door oefening e. d. voor opzettelijke verandering ten goede
vatbaar zijn, zooals combinatievermogen, coördinatievermogen,
geheugen, reactietijd, bevattelijkheid en ook karaktereigenschappen.
Voor zoover de omstandigheden van het werkelijke gevecht afwijken
van de oefeningsomstandigheden, en dat zal steeds in meer
of mindere mate het geval zijn, speelt de aanleg een rol. Hoe
grooter de aanleg, hoe grooter het aanpassingsvermogen aan geheel
nieuwe factoren, dan wel nieuwe combinaties van reeds bekende
factoren.
Bovendien heeft de aanleg invloed op de vaardigheid, want hoe
grooter aanleg, hoe sneller de vaardigheid bij oefening zal toe
nemen, en hoe hooger peil men op den duur zal bereiken.
INDEELING VAN DE OEFENSTOF.
In het bovenstaande is een opsomming gegeven van de oefenstof.
Men kan deze oefenstof indeelen naar gelang van het doel, dat er
mee beoogd wordt, in vakken, en ieder vak een naam geven.
De indeeling is "hier boven reeds aangegeven en we hebben
aldus een 8-tal vakken (c. q. een 1 O-tal, wanneer men blindvliegen
er gemaskerd vliegen ook onder de oefeningen voor het luchtge
vecht wil brengen).
637
De aan de beoefening van het luchtgevecht verbonden gevaren mag
men niet uit het oog verliezen. De praktijk van deze oefeningen in het bui
tenland heeft talrijke offers gekost. Naar het schijnt, moet de oorzaak daarvan
mede gezocht worden in de groote opwinding, die de daar uitgevoerde oefe
ningen bij de deelnemers veroorzaakten.