Wanneer een vak beoefend wordt, dan verricht de beoefenaar een aantal gelijksoortige waarnemingen en handelingen kort achter elkaar. Na eenigen tijd begint hij vermoeid te raken. Wanneer hij vermoeid wordt, vermindert zijn belangstelling; waarnemingen en handelingen worden onnauwkeurig, de oefening heeft geen gunstig rendement meer. De oefening kan dan beter gestaakt worden en op een ander tijdstip hervat, wil de bestede arbeid zoo groot mogelijk effect bereiken. Laten we een oefening, die ophoudt, wanneer het effect door vermoeidheid gering begint te worden, een les noemen, dan rijst de vraag: „Met hoeveel tusschenruimten dienen de lessen in een zelfde vak elkaar op te volgen, opdat een groote groep van achter eenvolgende lessen zoo groot mogelijk effect afwerpt?" Laten we ons twee uitersten indenken: te. de lessen volgen elkaar op met tusschenruimten van een maand; het gevolg zal zijn, dat bij iedere les de ervaring van de voorafgaande les uit het geheugen is verdwenen; iedere les kan men dus steeds weer opnieuw beginnen; vooruitgang is niet te bespeuren. 2e. de lessen volgen elkaar met zeer geringe tusschenruimten op, dus iederen dag krijgt men een groot aantal lessen in hetzelfde vak. Het gevolg zal zijn, dat het geleerde van een vorige les bij den aanvang van de nieuwe les niet genoeg bezonken zal zijn. Tusschen beide uitersten zal een middenweg liggen, die een maximum rendement geeft. Vermoedelijk ligt deze middenweg bij drie a vier lessen per week. Laten we aannemen, dat er dagelijks gedurende een gedeelte van het jaar (bijv. 50 dagen), gelegenheid bestaat om 3 oefeningen (lessen) in het luchtgevecht uit te voeren. Totaal dus 150 lessen per jaar in het luchtgevecht. Dit aantal gelijkelijk over een 8-tal vakken verdeelende, wordt 18 lessen per vak. Met 3 lessen in één vak per week beteekent dat, dat een drietal vakken gedurende een periode van 6 weken beoefend wordt. Bovendien zal het dan nood zakelijk zijn, om van deze 18 lessen per vak eenige lessen uit te voeren onder „oorlogsomstandigheden" d.w.z. na een lange vlucht en op groote hoogte met vliegtuigen met oorlogsuitrusting. Het spreekt vanzelf, dat na een periode van beoefening van een vak, de geoefendheid in dat vak wel iets zal afnemen, zoodat, wanneer een volgend jaar hetzelfde vak opnieuw voor beoefening aan de beurt komt, men iets beneden het peil zal staan, dat men het vong jaar bereikt heeft. De ervaring leert echter, dat na korte beoefening, bijv. na een 4-tal lessen het peil van de vroegere vaar digheid weer wordt bereikt, zoodat dan 14 lessen beschikbaar blijven om het reeds behaalde peil nog hooger te brengen. Het zal zeer wel mogelijk zijn, dat niet alle vakken op dezelfde wijze gewaardeerd worden en dat voor het eene vak bijv. tweemaal 638

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1928 | | pagina 76