Uitgaande van de wijze van aandrijving, maken we de volgende indeeling voor de achtereenvolgens te beschouwen systemen: Mechanische aandrijving. Ia. bi-kabelbanen, b. mono-kabelbanen. ja. dubbele bi-kabelbanen, II. Heen-en-weer-gaande beweging (b. enkele bi-kabelbanen. Niet-mechanische aandrijving. Ia. dubbele bi-kabelbanen, b. enkele bi-kabelbanen. IV. Beweging in één richting: glij-kabelbaan. Ia. Bi-kabelbaan met continu-beweging. Een schematische voorstelling van dit type is in fig. 1 gegeven. Hoofdelementen van deze baan zijn de twee evenwijdig loopende draagkabels en de trekkabel zonder eind. Bij begin- en eindstation komen de wagentjes los van den kabel en loopen rond over een rail. De draagkabels zijn aan het eene einde verankerd (gewoon lijk het bovenstation), terwijl aan het andere einde de spanning in "de kabels onderhouden wordt door een tegenwicht of door ver ankering. Bij langere banen zijn tusschen-spanstations noodig, welke echter geen personeel vereischen, daar de wagentjes van den kabel overgaan op een rail en daarna op den volgenden kabel komen. Zulke tusschen-spanstations zijn noodig om de 2500 M. Verder zijn, gewoonlijk van hout, soms ook van ijzer of gewapend beton vervaardigde, tusschenondersteuningen noodig, aangezien het anders zou kunnen gebeuren, dat de kabels tot op den grond zouden doorhangen. De doorhang der kabels bedraagt n. 1. ongeveer 1/7 van de overspanning. De afstand tusschen de ondersteuningen is uiteraard zeer ver schillend; men bereikte in den oorlog bij banen van de hier besproken soort afstanden tot 1200 M. Gewoonlijk bedraagt deze afstand echter van 40 400 M.; de hoogte der ondersteuningen liep uiteen van 3 55 M. (Zie enkele vormen van ondersteuningen in fig. 2). De fre/ckabel loopt op de ondersteuningen over wieltjes en draait aan begin- en eindstation om groote horizontale wielen, waarvan het wiel bij het eindstation verplaatsbaar is in de richting van de baan om de spanning in den trekkabel te kunnen onderhouden. Langere banen moeten in secties onderverdeeld worden, aange zien de trekkabel niet onbepaald lang gemaakt kan worden en met het toenemen van de baan-lengte ook de motor sterker moet worden. Elke sectie heeft dan een afzonderlijken trekkabel en wordt bediend door één motor. De maximum lengte van een sectie bedraagt 7 K.M. Tusschen twee secties is een tusschen-station noodig, waar 642

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1928 | | pagina 80