de wagentjes met de hand van de eene sectie op de andere geduwd worden; ook bij richtingsverandering van meer dan 1° is zulk een tusschenstation noodig. (fig. 3). De maximum helling van den kabel is gewoonlijk 30°; men be reikte in den oorlog enkele malen 45°. (Hierbij rekening te houden met den doorhangde werkelijke helling van top tot top, onder steuning is dus minder). De snelheid der wagentjes bedraagt van 1,5 3 M. per sec., terwijl ze elkaar kunnen opvolgen met een interval van 15 sec. Bij langere banen is voor een goede exploitatie een telefoon onmisbaar. De lijn wordt aan de tusschenondersteuningen bevestigd; soms ook werd de verbinding tot stand gebracht langs den kabel zelf, waarvoor dan speciale toestellen noodig zijn. Men construeerde gedurende den oorlog banen, welke een nut tigen enkellast toelieten van 300 a 500 K.G. bij uitzondering tot 800 K.G. Laat men 4 wagentjes per minuut met een nuttige belasting van 500 K.G. elk loopen, dan zou dit een uur -rendement van 120 ton geven; 16 uur per etmaal in bedrijf zijnde, zou het dagelijksche vervoer ruim 1800 ton bedragen. De praktijk leverde evenwel wegens storingen, oponthoud a. a., dagelijksche rendementen van 140 400 ton. Gebruik; voor- en nadeelen van dit systeem. De bi-kabelbaan met continu-beweging is het meest volmaakte type; ze kan zware lasten vervoeren, heeft het grootste dagelijksche rendement met groote bedrijfszekerheid en matige slijtage van de kabels. In sterk geaccidenteerd terrein is zij minder gunstig dan het heen-en-weer-gaande type, dat onder grootere hellingen zwaardere lasten kan vervoeren, terwijl de stations van deze laatste minder plaatsruimte vereischen. De beide continu-typen hebben het voordeel gemeen, dat ver scheidene secties aan elkaar gevoegd kunnen worden, zonder dat overladen noodig is. Het gebruik in voorste lijn is niet mogelijk, evenmin als van de andere mechanisch gedreven typen. 1b. Mono-kabel continu, (fig. 4). Bij dit systeem heeft men één kabel zonder eind, welke bij de tusschenondersteuningen over wieltjes loopt (fig. 2). De kabel moet sterk èn soepel zijn; het laatste gaat ten koste van het eerste. De nuttige enkellast bedraagt daardoor 100 a 300 K.G., terwijl de interval tusschen de wagentjes grooter moet zijn dan bij de bi- kabelbaan en minstens een halve minuut is, wat bij een snelheid van 1,5 M. per sec. een afstand tusschen de wagentjes van 45 M. geeft. Het gevolg is kleiner rendement dan bij de bi-kabelbaan. Daartegenover staat, dat de mono-kabelbaan lichter en eenvoudiger van constructie is en dus sneller gebouwd kan worden. 643

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1928 | | pagina 81