deze laatste kennis is n. m. m. voor iemand, die serieus naar een kaderbetrekking dingt, toch al heel gauw aan te leeren en is het niet eens noodig, dat zoo iemand daarvoor de Korps- (Garnizoensschool) bezoektieder officier of kaderlid kan hem deze dingen in een kwartier doen opschrijven, waarna slechts het uit het hoofd leeren rest. Een en ander geldt in nog sterkere mate voor het goede merkje van thans, waarbij, zooals ik vernam vrij wat jongelui zijn met eenige jaren H. B. S., Gymnasiaal- en M. U. L. O.- onderwijs. Trouwens, de resultaten van het laatstgehouden examen bewijzen volkomen deze redeneering, daar van de candidaten met minder dan twee jaar dienst (welke dus tot meergenoemd „merkje" kunnen worden gerangschikt) er slechts 3 met onvoldoende voor dictée, 3 met onvoldoende voor Nederlandsch en 5 met onvol doende voor cijferkunst moesten worden beoordeeld, en van deze laatste categorie, maak ik mij sterk, heeft minstens 75 dit te danken aan gebrekkige kennis van de Indische maten en gewichten, waarschijnlijk eigen schuld, zooals reeds werd betoogd. Het zijn voornamelijk de oudere brigadiers, die voor boven genoemde vakken de onvoldoendes verwierven en dit is ook volkomen begrijpelijk, daar deze oudgedienden als norm minder onderwijs hebben genoten dan de nieuwuitgezondenen en van dit weinigje gedurende hun langen diensttijd nog het grootste gedeelte vergeten zijn. Anders is het, en dit ben ik volkomen met schrijver eens met de gevraagde kennis van de Maleische taal. Een recruut toch, zoo uit de Nederlandsche burgermaatschappij in Indië bij een Depot Bataljon geplaatst, heeft gedurende de recrutenopleiding niet veel gelegenheid zich de voor dit vak vereischte kennis eigen te maken. Toch is dit weer niet zoo erg als het wel lijkt, want uit de resultaten van het examen blijkt alweer, dat van de candidaten, die nog geen jaar waren afgericht, er nog 21 met voldoende konden worden beoordeeld en voor wat betreft de minder gelukkigen, geloof mij lezer, hangt het al dan niet toelaten heusch niet uitsluitend af van een „viertje" voor Maleisch. Geheel afstappen van de „Schoolsche kennis" zooals schrijver wil, is n.m.m. onmogelijk, want waarop moet dan de beoordeeling omtrent het al dan niet toelaten berusten Op het „Oordeel van den Korpscommandant" zooals kapt. Hamming zich dat denkt Neen, want het enkel en alleen afgaan op dit oordeel heeft het groote nadeel, dat bij geen twee korpsen dezelfde maatstaf wordt aangelegd. Nauwkeurige bestudeering van de uitslagen van eenige examens toont dit ten duidelijkste aan. Zoo zijn er korpsen, waar zoo goed als alle candidaten door hun Korpscomdt. met VOL DOENDE of RUIM VOLDOENDE werden beoordeeld, terwijl bij 651

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1928 | | pagina 89