hem het voorwaarts gaan slechts onder groote verliezen mogelijk maken. Het vuur moet voldoende sterk zijn, zoodat de verdediging met succes kan worden gevoerd, moet derhalve het voorterrein volko me n beheerschen, daar mag geen leemte zijn; zoolang dit niet het geval is, mogen geen mitrailleurs b.v. bij de reserve worden ingedeeld. Waar de vijand gun stige doelen biedt, moet hij worden bestreden. De vuur- opening ligt als regel in de handen van de ondercom mandanten der mitrailleurs, slechts bij uitzondering zal de bataljonscommandant het bevel voor de vuuropening aan zich houden b. v. om verrassend met geconcentreerde vuurstooten den aanvaller te overvallen of in een daartoe gunstig terrein (b. v. den bodem van een geheel in te ziene terreininzinking) den vijand eerst tot een bepaalden afstand te laten naderen. Afgesproken teekens (fluitsignalen, mitrailleurstoot) doen dan het vuur ontbranden. Het vuurgevecht leidt de bataljonscommandant door het geven van de opdrachten aan de mitrailleurs; het geweermitrailleur- en geweervuur wordt beperkt tot de beslissende momenten op de kleine afstandenhet geweermitrailleurvuur wordt in het algemeen geopend op het tijdstip dat de vijandelijke artillerie terwille van de vei- A.T.V. ligheid van de aanvallende infanterie haar vuur moet ver- 152(1). leggen (dat is dus in het algemeen op een afstand van 300 M.)de geweerschutters vuren bij voorkeur eerst op 9^;!; het oogenblik, waarop de vijand den stormaanval inzet 208(2). ^10Q M 50 M Het vuur der geweermitrailleurs en geweren is een aangelegenheid van de lagere aanvoerders; daarmede houdt de bataljonscommandant zich niet op. In de gevechtsopdrachten aan de mitrailleurs wordt de verdeeling van het vuur geregeldin het bijzonder moet daarbij in voorkomend geval het concentratievuur worden geregeld. Voor het vuur op groote en middelbare afstanden worden bepaalde terreindeelen ter bewaking aangewezen (dus als bij den aanval ter vuurbescherming), waarbij nauwkeurig moet worden aangegeven, welke punten alleen door de artillerie moeten worden bevuurd. Doen zich, in de terreindeelen aangewezen aan de mitrailleurs kortstondig zichtbare doelen voor, waarop veel uitwerking kan worden verwacht, dan worden deze onder vuur genomen door de mitrailleursondercommandanten op eigen gezag, c. q. door mitrailleurs e n artillerie. Naar gelang de afstand kleiner wordt en de vuurstrijd ontbrandt, moet de bataljonscommandant er naar streven door meer bepaalde gevechtsopdrachten zich de leiding van den vuurstrijd blijvend te verzekeren. De vuurverdee- ling geschiedt dan overeenkomstig de belangrijkheid van 687

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1928 | | pagina 23