Bijzonder dient te worden gelet op de verdediging van de scheidingslijnen der bataljonsvakken. Is de vijand in de opstelling van een nevenbataljon doorgedrongen, dan zal de bataljonscommandant zoo mo- G.V.I. gelijk ook daar den vijand met het blanke wapen aan- 229(3) vallen. GROEPEERINQ. De groepeering van het bataljon moet plaats hebben overeenkomstig toestand en terrein ook hier moet alle starheid worden vermeden en hangen vormen en afstanden af van de omstandigheden (toestand, sterkte, terrein, enz.) van een schematische opstelling mag geen sprake zijn. Het vuurfront moet zoo sterk zijn, dat een ondoorschrijdbaar 25. vuur kan worden afgegevenopeenhooping van een groot aantal menschen in de vuurlinie moet met zorg worden vermeden door indeeling van automatische wapens kan het vuurfront op sterkte worden gebracht en gehouden van de getalsterkte zal als regel het meeste profijt kunnen worden getrokken door echelonneering in de diepte. Binnen het door den regimentscommandant aangegeven bataljonsvak worden aan de compagnieën bepaalde vakken 170(1). ter verdediging aangewezen, waarvan de breedte en diepte duidelijk moeten worden aangegeven, beginnende b. v. voor rechts, naar voorlinks, achteren, rechts en weder voorrechts aansluitende de zijgrenzen, moeten naar voren en achteren worden verlengd, ter vergemakkelijking van de verkenning A.T.v. van het voorterrein, de beschikbare naderingswegen in het 156. achterterrein, aanvulling strijd- en verplegingsmiddelen, enz. De grootte van de vakken hangt af van de sterkte, G. V. I. gevechtsopdracht, steun van artillerie- of mitrailleurvuur, 25(1). den aard van het terrein, weersgesteldheid, toestand van 214. den troep e. d. De compagnie kan onder gunstige omstan digheden een terrein ter breedte en diepte van 500 M. krachtig verdedigen. Naarmate het terrein den aanval begunstigt, worden de compagniesvakken smaller en dieper genomen om de compagnieën door een diepe echelonneering grootere stootkracht te geven. Het bataljon moet van den aanvang af zich in breedte en diepte zoodanig groepeeren, dat het van den aanvang 22. van het gevecht de noodige diepte heeft om den strijd te kunnen volhouden, zonder met andere onderdeelen te worden vermengd, terwijl het die opstelling inneemt, welke zich het best aan het terrein aanpast. Wat de breedte- en diepte-opstelling van het bataljon betreft kan men als getallen ter gedachtenbepaling voor 689

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1928 | | pagina 25