ten terreingedeelten en vuurarme ruimten door voortdu
rende waarneming in terreinschetsen worden vastgelegd,
waarvan de compagniescommandanten op de hoogte wor
den gebracht.
Is de vijand in de eerste linie doorgedrongen, dan zet
O. V. I. de bataljonscommandant onverwijld zijn reserve tot den
229. tegenstoot in, c. q. ook in een nevenvak. Hij moet den
vijand aangrijpen, wanneer deze nog verkeert in de
verwarring na den storm; deze mag zich niet kunnen
vastzetten, anders kost het verdrijven veel moeite en
veel tijd, dan wel is het te laat daartoe. De aanvals
richting kiest hij zoodanig, dat de doorgedrongen vijand
in flank of rug wordt aangegrepen (bij voorkeur concen
trisch)snelheid van handelen staat op den voorgrond;
51. om zulks te bevorderen zal de bataljonscommandant te
voren het terrein en de mogelijke aanvalsrichtingen met
de betrokken compagniescommandanten zorgvuldig bestu-
deeren, terwijl ook het gevecht met den binnendringenden
vijand moet worden voorbereid. Gedurende 's vijands
laatste voorbereiding moet de reserve reeds naar voren
worden geschoven tot aan de grens van het terrein, waar
op het voorbereidend vijandelijk artillerievuur ligt. Wordt dit
verplaatst, dan is de alsdan onder vuur zijnde ruimte reeds
in zekeren zin doorloopen en breekt daaruit de tegenstoot
verrassend op den vijand los. Ook wordt de tegenstoot
tevens voorbereid of bevorderd, door den binnengedrongen
vijand in diensrugaf te grendelen metmitrailleur- of artillerie
vuur (dit te vragen) of diens, achter de binnengedrongen
troepen, aansnellende reserves of opgestelde mitrailleurs
in bedwang te houden.
A.T.V. De tegenstoot moet worden doorgezet, tot het verloren
153(2), gegane terrein weer geheel is heroverd en mag alleen op
147 (5). uitdrukkelijk bevel worden doorgezet. Vervol-
O. V. i. ging geschiedt alleen met vuur.
229 (2). Is het onmogelijk den vijand terug te werpen, dan moet
hem een verder doordringen (ook zijwaarts) door afdamming
worden belet.
Bij het beoordeelen van de mogelijkheid om den vijand,
die in de opstelling van een nevenbataljon is doorgedrongen,
229 (3). met het blanke wapen aan te vallen, dient de bataljonscom
mandant te overwegen, dat een zoodanige tegenstoot de
reserve uit het eigen bataljonsvak brengt;
hij weet niet of deze weer terug zal komen, ook niet of het
eigen vak intusschen zal worden bedreigd; veel tijd om te
overwegen is er nietsnel moet worden gehandeld, ook
hier moet de vijand worden aangegrepen in de verwarring
van het binnendringen en geen gelegenheid krijgen zich vast
te zetten.
692