gemaakte gevangenen groote voorraden vivres van de bende kon
vernietigen. T. Dagang was nu wel verplicht, wilde hij met zijn
bende niet van honger omkomen, uit het gebergte naar de bewoonde
streken af te zakken. Reeds vier dagen na het vernielen der vivres
kreeo- Le Maire de eerste aanraking met de bende en in den nacht
van 21/22 Februari 1913, slaagde hij erin het bendehoofd in de
gampong te arresteeren.
Le Maire dankte zijn succes enkel en alleen aan een scherpe
analvse, gevolgd door een weloverdachte synthese en toonde zich
daarmee &een waardig leerling (zie p. 208) van overste Snell.
Daarom, en hiermee kom ik tot de kern van mijn betoog, acht ik
het onjuist om zooals mijn opponent op p. 208 doet, a priori bij
Le Maire een dosis veine te veronderstellen.
Zeker: „zonder geluk vaart niemand wel" en „het geluk is met
den stoutmoedige", maar veine is ten slotte niet anders dan partij
trekken van gunstige omstandigheden en daartoe moet men die
omstandigheden weten te onderkennen en dienovereenkomstig zijn
maatregelen weten te treffen.
3. Bij herhaling garandeert de overste Snell bij toepassing van
de door hem gegeven wenken het uitblijven van „koopjes". Ik ben
het volkomen met hem eens, dat zijn wenken op dat gebied uni
verseel, m. a. w. dat de onderwerpelijke veiligheidsmaatregelen
overal met succes kunnen worden toegepast. Trouwens heeft
ZHEdgestr. persoonlijk geconstateerd, dat de orders van blijvenden
aard bij mijn divisie op dat gebied in overeenstemming met zijn
wenken waren. Evenwel omvat de strijd tegen verzetslieden vrij
wat meer dan het voorkomen van „koopjes" en waar ik in de
aelegenheid was orders betreffende dien strijd van Campioni,
v. Üaalen, v. d. Maaten, Swart, Scheepens, v. Gesseler Verschuir,
Yastenou en zoo vele anderen naast elkaar te leggen en te verge
lijken, kwam ik tot de conclusie op p. 129 gesteld, een conclusie,
waar wij het beide over eens zijn, maar waarvan alleen de graduatie
een punt van verschil oplevert.
De groote nadruk, die overste Snell op die „koopjes" legt, doet
mij echter vreezen, dat zwakke en onervaren naturen in het voor
komen van „koopjes" het criterium van den strijd tegen verzetslie
den gaan zien en daardoor zullen komen tot het maken van paggers,
„waar zelfs geen olifant door kan komen, tot bivaks, die niet meer
verlicht, maar geïllumineerd worden, en in elk bericht een valstrik
zullen zien en daarom werkeloos blijven e. d. m.
Nog veel sterker en op veel grooter schaal heeft zich die vrees
voor „koopjes" gedemonstreerd in den strijd tegen Abd-el-Krim,
zooals ik eerlang hoop aan te toonen. Ten aanzien van „koopjes"
blijven de principes van den toenmaligen majoor Swart nog altijd
van kracht: „Het beste middel om niet verrast te worden, is zelf
steeds verrassend op te treden", en „De inl. vijand is slechts
gevaarlijk, zoo lang hij het initiatief aan zijn kant heeft
729