735 naar aanleiding van „Erfolge und Miserfolge der Torpedowaffe im Weltkrieg" van Korvetten Kapitan Walther. (Marine Rundschau Dec. '28). Er wordt de aandacht op gevestigd, dat een enkele torpedotreffer op meer moderne schepen zelden een doorslaand succes heeft opgeleverd. Zoo hadden b.v. in Aug. '16, de Britsche kleine kruisers „Nottingham" en „Falmouth" 3 1 resp. 4 treffers noodig voor zij zonken en zijn zelfs torpedobootjagers na een torpedotreffer nog drijvende gebleven. De gevechtswaarde van de Duitsche slagschepen zou volgens den Duitschen schrijver, door een enkelen torpedo treffer nooit noemenswaard zijn beïnvloed. Toch zijn bij de gealleerden alleen door torpedo's gezonken9 slagschepen, 11 pantserkruisers, 9 kleine kruisers, 31 torpedobooten en jagers, 10 onderzee booten, 50 hulpkruisers en 42 „Sonderschiffe" en „Hilfsshiffe". Hoewel toegegeven moet worden dat het aantal mislukte lanceeringen bij zonder groot is geweest, waren toch de bereikte resultaten van belang, speciaal met het oog op het geheele verloop van den zee-oorlog. De resultaten hebben bewezen, dat de torpedo naast de artillerie niets van hare beteekenis heeft verloren en dat zij na verdere technische ontwikkeling, speciaal voor zwakke zeemogendheden, een zeer waardevol strijdmiddel zal blijven. Org. ver. K. W. Vide afl. De stand van het ontwapeningsvoorstel. Baron van Voorst tot Voorst. De schr. geeft een volledig en helder inzicht omtrent den stand van het ontwapenigsvraagstuk. Uiteraard is het niet mogelijk deze belangwekkende voordracht in een kort bestek samen te vatten. Volstaan moge worden met een korte opsomming van de redenen, welke ertoe leiden, dat voorloopig niet meer tastbare algemeene uitkomsten kunnen worden bereikt. Schr. noemt als zoodanighet tusschen de volken en volkengroepen be staande wantrouwen en zulks niet alleen als rechtstreeksch gevolg van den jongsten oorlogde onbevredigende oplossingen, welke de vredesverdragen in sommige opzichten hebben gebrachtde omstandigheid, dat als gevolg van den jongsten oorlog, een in vele opzichten nieuw staatkundig evenwicht is ontstaan en dat deze gewijzigde toestand nog niet in voldoende mate is geconsolideerdhet gevaar, dat in zgn. algeheele, en ook in de eenzijdige, ontwapening schuilt voor de plotselinge verschuiving van vorenbedoeld machts evenwicht en eindelijk het feit, dat de Volkenbond in den bestaanden vorm hoofdzakelijk een coördineerend orgaan is en dat zijn gezag veelal meer op moreele dan op materieele basis berust. Militaire Spectator. Juni 1928. Het nummer bevat verschillende arti kelen, waarin aangelegenheden worden besproken, welke ook voor onze om standigheden aandacht verdienen. We noemenDe training der infanterie, meer in het bijzonder in het marcheeren" door den generaal, divisiecomman dant, W. E. van Dam van Isselt. Zooals de schr. het vraagstuk, voor Neder- landsche omstandigheden zeer ten rechte, stelt het gaat er vnl. om of een gestelde eisch, 60 K.M. in 2 x 24 uur behouden moet of mag blijven is het artikel voor ons evenwel van minder belang. We verkeeren in dit opzicht in heel wat gunstiger omstandigheden dan onze collega's in het moederland, waar deze tijd van zachte zeden en verweekelijking den militaire gezagheb- benden dwingt telkens met lagere eischen genoegen te nemen. Voorts noemen weTegenvoorbereidingsvuur der Artillerie" van de hand van den majoor Carstens. Tegenvoorbereiding met artillerievuur heeft ten doel, L den vijand in zijn voorbereidingen tot het doen van een aanval, te hinderen, deze voorbereidingen in de war te sturen en zoo mogelijk het uitvoeren van den voorgenomen aanval te beletten. Tegenvoorbereidingsvuur is derhalve een tactisch begrip en niet een vuursoort en we treffen het dan ook als zoodanig i niet aan in ons G. V. Mob. A. punt 23. Tegenvoorbereidingsvuur moet volgens den schrijver vernietigingsvuur en geen neutraliseerend vuur of storend vuur zijn. De schr. verwacht meer van het uitdeelen hier en daar van krachtige slagen met de vuist dan van het streelen van het geheel met de hand. Men zal zich in Nederland evenwel, in verband met de beperkte artilleriesterkte tot kleine gedeelten van de gereedstetling van den tegenpartij moeten bepalen. We stellen de vraag: en wij

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1928 | | pagina 71