het decorum werd slechts verstoord door het paard, waarop Koning Willem I was gezeten en dat blijkbaar zenuwachtig als gevolg van de gewichtige gebeurtenis dingen deed, die het nu eigenlijk niet had behooren te doen; men heeft het het stomme dier ten slotte maar niet ten kwade geduid. Na de uitvoering volgde natuurlijk een bal, dat zeer geanimeerd moet zijn verloopen. Tot mijn spijt kan ik daaromtrent zelf echter geen verslag uitbrengen, wijl ik met een stel vrienden erop uittoog om het feest in Cadettensoos, Zuid-Hollandsch, Hof van Holland, de Franziskaner en dergelijke heilige huisjes voort te zetten en derhalve het dansen aan de „salonvlooien" overliet. Intusschen heb ik daar nu nog spijt van, want ook ik ben daardoor schuldig komen te staan aan het feit, dat er te weinig heeren waren en vele Breda' sche schoonen als muurbloem moesten fungeeren. Kassian. Doch op dien avond zelf hebben de betrokkenen zich daaraan weinig gelegen laten liggen en zijn behoorlijk „van de kist geweest" om ten slotte vol zoeten wijns en dies meer in een genoegelijke stem ming naar de oude veste op het Kasteelplein te laveeren. En afge zien van den „kaler" van den volgenden morgen had hiermede de herdenking van het 70-jarig bestaan der K. M. A. een einde genomen. Dit feest is nu alweer 30 jaren achter den rug en men heeft zich thans opgemaakt om het 100-jarig bestaan der K. M. A. op grootsche wijze te vieren. Ieder oud-cadet in Nederlandsch-Indië zal het wel betreuren, dat hij dat feest niet in het aloude Breda zal kunnen bijwonen. Doch daaraan is nu eenmaal weinig te veran deren en wij kunnen wel niet anders doen dan ook hier in Indië het belangrijke feest met opgewektheid te vieren. En als de voorteekenen niet bedriegen, zal dat ook wel geluk ken. In verschillende garnizoenen zijn door commissies de noodige maatregelen getroffen om het feest op de oude cadettenmanier te doen slagen. De commissieleden hebben veel van hun vrijen tijd geofferd om iets goeds te bereiken en daarom zijn wij het allen aan die commissieleden verplicht om te zorgen, dat het feest op Kilacadmonwijze van stapel loopt. Laat dus tijdens de feestdagen de aloude cadettengeest over ons vaardig worden; laat ieder ertoe bijdragen om door het ophalen van anecdoten uit zijn cadettentijd de Kiiacadmonsfeer te scheppen. Men verwijle tijdens de feestdagen bij het op de K. M. A. ondervonden lief en leed en bezie vooral het leed door een rooskleurige bril. Men vergete, dat men voor vuile knoopen op het middagappel minstens een geheelen Zondag moest thuisblijven doch bedenke, dat men daardoor ter bevordering van de militaire netheid in staat werd gesteld om gedurende een geheelen dag knoopen te poetsen; men vergete, dat men bij vergissing wel eens voor een ander de „doos" indwaalde doch bedenke, dat men daar mede toch altijd een ander pleizier deed en dat een en ander het 829

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1928 | | pagina 16