Bij onze terugkomst vonden wij een nieuwen Gouverneur
der K. M. A., den Kolonel J. T. T. C. van Dam van Isselt.
Zou de nieuwe Gouverneur een nieuwe koers aangeven?
Het oogenblik was zeker gunstig en de jonker, licht ontvan
kelijk voor goed en kwaad, nog onder den indruk van het
doorleefde, op dat tijdstip meer dan anders vatbaar voor een
juist en goed gesproken woord.
Persoonlijke kennismaking althans binnen de muren van onze
veste met den allerhoogste op de K. M. A., had in het tot nu
toe gevolgde régime als regel alleen tot provoost geleid.
Onze nieuwe Gouverneur bracht ons al spoedig de overtuiging
bij, dat veel op de oude Academie stond veranderd te worden
en nieuwe banen zouden worden ingeslagen met behoud van
het vele goede, dat reeds zoo lange jaren zijn deugdelijkheid
bewezen had.
Den 24en November 1898 vierden wij het 70-jarig bestaan
der Academie.
De Gouverneur sprak ons inden middag toe; onder ademlooze
stilte volgden wij de rede van den kleinen man uit wiens
levendige oogen het jeugdig vuur schitterde, waarmede hij zijn
taak vervulde en wiens gloedvolle woorden diep in ons gemoed
den indruk grifden van de hooge verplichtingen verbonden aan
onze aanstaande loopbaan.
In later dagen hadden wij nog meermalen het voorrecht door
den Kolonel van Dam van Isselt te worden toegesproken en
immer kwamen wij allen en op dit gebied was een cadet een
uiterst critisch wezen onder den indruk van zijn diep doorvoel
de woorden. Daar was altijd onmiddellijk contact door het leven
en de bezieling die uit zijn woorden straalden; alle dorheid
was dezen man vreemd.
Veel is toen in het oude Kilacadmon ten goede veranderd; de
grondslagen van deze wijzigingen waren: eergevoel en zelfrespect
en nooit is in eenig cadetten- of officierskorps een beroep hier
op tevergeefsch geweest.
Wellicht als indirect gevolg van dezen nieuwen koers was reeds
kort na de terugkomst op de K. M. A. het verlangen tot uiting
gekomen naar een lichaam, dat het korps als eenheid naar buiten
en waar noodig ook in interne zaken kon vertegenwoordigen
en naar meerdere voeling daarbij met onzen hoogsten chef.
De wensch naar een Senaat vond, zooals te verwachten was,
bij den Gouverneur diens volle instemming.
Natuurlijk bood de verkiezing de gelegenheid tot uiting van
des dwazen jonkers zotten lust en legio was't aantal geestigheden
betreffende de uitverkoren candidaten, op verdienstelijke wijze door
schoone prenten verlucht.
Ten voorbeeld aan vele andere, geschiedden overigens verkiezingen
binnen de muren van Kilacadmon in een sfeer van eerlijke goed-
832