1899 1902. Wie zou niet gaarne, daartoe uitgenoodigd, nog eens zijn gedachten terugvoeren naar den tijd, dat de thans honderdjarige ons leven beheerschte en zijne herinneringen weergeven aan wat dat leven bewoog? Nog zie ik ons aankomen, de ongeveer 50 „jongelieden uit de burgermaatschappij", die op den 16den September 1899 den eersten dag van hun militaire loopbaan beleefden. Staarden ons de groote leege ruimten eerst wat vreemd aan en eischte het nieuwe leven aanvankelijk wat aanpassing, hoe snel had de Academie ons in haar sfeer opgenomen. Zoo spoedig voelden wij er ons thuis, dat wij den lsten October, die ons de invasie van 250 cadetten van oudere jaren en van Alkmaar moest brengen, wel wilden verschuiven, vreezend, dat deze de kleine samen leving, waarin wij ons reeds zoo wel bevonden, zou ver storen. Maar ook dit viel mee en merkwaardig vlug voelden wij ons geestelijk opgenomen in het kadettencorps. Werkte dat sterke assi milatievermogen, welk van het korps uitging, ten goede, werkte het niet vervlakkend op de individualiteit Misschien wel, maar het was zeer geschikt om een band te leggen, die allen bond, om een saamhoorig officierskorps te vormen zonder de kunst matige middelen, die men in enkele vreemde legers toepast. Nu nog is het een verheugenis, zijn jaargenooten te ontmoeten, al heeft men die in een tijdvak, langer dan een kwarteeuw niet gezien. Dit is niet slechts een gevolg van gemeenschappelijk jeugdleven, doch meer in het bijzonder van de omstandigheden, welke het leven op de Academie medebracht. Veel minder immers voelt men die saam- hoorigheid tot hen, die met ons 5 jaren de H. B. S. volgden en met wie men dus langeren tijd tezamen optrok dan met die oud cadetten. Het academieleven was bij uitstek geschikt om een band voor het leven te leggen. Zonder storingen verliep het Kilacadmonleven van 1899 1902. De in 1895 hernieuwde Academie bleef gespaard voor reorgani- satiezucht. O zeker, zij was niet volmaakt, maar zij was goed. Zoo oordeelden wij als cadet, zoo moet ook ons oordeel na 25 jaren luiden. Niet alle leeraren stonden boven hun taak, maar wie her innert zich niet met respect de rijzige gestalte van een gouverneur Sabron, voor ons de volmaakte gentleman, en wie zal ooit verge ten de velddienstoefeningen onder Kapitein Buijze, die ons allen „fanatiek" maakten. En wat al namen hangen samen met de vroolijke zijde van ons jonkerslevenPa Stenz, Concordia, Flora, Brugstraat, Soos, Sti- kum, Carnaval, Kermis. De details van den inwendigen dienst vormden wel eens hin dernissen, die niet goed genomen werden, maar hoe weinigen 834

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1928 | | pagina 21