Koninklijk Bezoek.
3 Juli 1905, de officiersexamens zijn afgeloopen, de uitslagen
zijn bekend, de spanning, waarin wij in dat verband verkeerden,
is voorbij, maar heeft plaats gemaakt voor een andere spanning,
een verwachting, een verlangen naar het oogenblik dat in ver
vulling zou gaan dat, waarop wij al jaren hoopten het bezoek
van H. M. de Koningin aan de K. M. A.
En wij, die soms al vreesden dat het meemaken van die heer
lijke gebeurtenis voor ons, die straks de Academie voor goed zullen
verlaten, niet meer zal zijn weggelegd, wij hebben gejubeld toen
ons de tijding bereikte dat dat Koninklijk bezoek, zoolang reeds
verbeid en gehoopt, zekerheid zou worden nog in onze dagen
Het oude grijze kasteel is geheel in feestdos gestoken, en de
zon, de bekende Oranjezon giet haar gouden licht over vlag en
wimpel, groen en guirlande.
Het cadettencorps staat opgesteld op het achterterrein, span
ning heerscht in de jonge gemoederen. Doodstil, onbewegelijk
staan wij, het geweer gepresenteerd, de oogen gericht op Haar,
die met Haar Gemaal langs ons schrijdt met Haar innemenden
glimlachin onze harten laait de liefde voor onze Vorstin
hooger op en in stilte zweren wij reeds den eed van trouw,
dien wij eenmaal openlijk zullen afleggen.
En als wij daarna defileeren voor de Koninklijke gasten, dan
is dat met den wil om ons geheel te geven, om te toonen
aan onze geliefde Landsvrouwe dat Haar aanstaande officieren
gereed zijn voor hun taak, in de perfectie van ons défilé ligt de
belofte voor de toekomst.
Wij hadden willen juichen en jubelen, doch als goede soldaten
wisten wij ons te beheerschen, totdat, na afloop van de latere
militaire en gymnastische oefeningen en prestaties, toen de hooge
Gasten tusschen het en haie opgestelde corps het Academieterrein
verlieten, het ons te machtig werd. Toen laaide het lang be
dwongen enthousiasme op 1 Als bedolven onder het gejuich ging
Hare Majesteit langs ons heen, handen, kepi's, geweren gingen
omhoog, eindeloos was het gejubel, waarin wij al onze liefde,
onze trouw en onze dankbaarheid voor de aan onze K. M. A.
betoonde eer, wilden uiten.
Heerlijk was het eind van hun Academietijd voor wie spoedig
die inrichting voor goed zouden verlaten, de herinnering mee
nemend aan een glorierijk slot van een tijdperk, dat naast
natuurlijk zijn onaangenaamheden toch ook zoo heel veel goeds
en prettigs had gebracht.
L. C. A. VAN DE KASTEELE.
Luitenant-kolonel der Genie.
838