1905-1908. In deze dagen van herinnering gaan ook de gedachten van hen, die in de jaren 1905 1908 in het oude Kilacadmon huisden terug naar de tijden, dat zij den zang verhieven en het hoofd ontblootten bij het zweren van den eed, dien eenmaal hun vadren zwoeren. Wie van de jonkers heeft, zij het onbewust, in die tijden bij het zingen van dat lied, niet den sacramenteelen invloed er ervan ondervonden, die wakker riep gevoelens van trouw en van liefde, die deed ontwaken de drang naar daden en naar ridder lijkheid en krijgsmansgeest. Fundamenteele begrippen en gevoelens werden daar gelegd in de op dien leeftijd daarvoor zoo ontvan kelijke gemoederen, wanneer men reeds dadelijk na aankomst zich rekenschap van kon geven, dat al die heterogene elementen uit alle deelen des lands afkomstig Neerlandsch zonen waren en door hetzelfde levensdoel verwant. En mochten al wapenanimosi- teiten en standsvooroordeelen ook nu en dan hun weg banen in de uitingen en begrippen van hen, die met liefdevuur bezield waren voor hetzelfde vaderland, toch zou hij, die het bindend element, aldaar aanwezig, zou willen ontkennen geloochenstraft worden door de feiten, zoodra in moeilijke oogenblikken een be roep werd gedaan op den korpsgeest. Geen bijzonderheden van reorganiseerenden aard zijn uit dit tijdvak te melden. De periode van 1905 1908 onderscheidde zich niet door belangrijke wijzigingen in de vormen, waarin het cadetten- leven tot uiting kwam. Wel waren er reeds voorloopers van dat, wat sommigen noemen „den geest des tijds" en anderen beschouwen als „het begin der verwording", wel maakten wij plotseling geen halt en front meer voor de generaals en tooiden wij ons op Zondagen niet meer met de groote tenue, maar het snoeimes had zijn taak ten aanzien van de wetenschappelijke opleiding nog niet verricht, wij hadden nog onze soos en Stiekum beleefden met Pirn en Max en Jacob een tijdperk van grooten bloei. Een dubbel werk moest daar aan ons worden verricht. Eener- zijds was het de ontwikkeling van de militaire eigenschappen, anderzijds het onderwijs. En deze beide factoren kwamen wel eens meer dan goed was met elkaar in conflict. Het was voor den jonker niet gemakkelijk harmonie te brengen in zijn dubbel bestaan van leerling in een klasse en van soldaat. En zoo is het geen wonder dat het vele zondigen tegen den krijgstucht enkele critisch aangelegden sceptisch deden staan tegenover de resultaten die werden bereikt. Eens zelfs scheen het of die pessimisten gelijk zouden krijgen, toen in de kermisdagen na een gevecht in een hippodrome de bandeloosheid haar toppunt bereikte en lampen, tafels noch stoelen meer veilig bleken tegen de opbruisende hartstochten. En toch. wanneer we ons dan herinneren de wijze waarop dit conflict werd opgelost, wanneer we ons rekenschap geven van de gevallen die gevoelens van solidariteit en opoffe- 839

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1928 | | pagina 26