bericht was ontvangen en de vlag langzaam en statig rees op
het dak boven de poort, terwijl het cadettencorps, verzameld op
het voorplein blootshoofds het Wilhelmus aanhief, beleefde men
daar één dier momenten, waarop de band tusschen Vorstenhuis
en volk duidelijk en overtuigend wordt gevoeld.
Verder blikkend komt mij voor oogen de dien avond gehouden
optocht met fakkels en lampions, met de vele transparanten, met
het verkleinde en verlichte model van het academiegebouw en
het met vier paarden bespannen senaatsrijtuig, welke stoet door
de met een opgewonden volksmenigte gevulde straten van Breda
trok. En nog scherper turend, zie ik zelfs de oneindig lange
rekening van gebroken servies der cadettensocieteit, waar de
feestelijkheden van dien dag werden besloten.
Een tweede gebeurtenis, die haar stempel plaatste op deze
academieperiode was de viering van het 80-jarig bestaan dier
instelling. Minder wijds en met geringer luister dan in de
kroonjaren is dit feest toch met een bijzondere animo en
opgewektheid gevierd. Sportfeesten, schitterende staaltjes van
rijkunst en behendigheid, lichte toiletjes op het achterterrein,
thé-dansant in de excercitieloods, avondfeest en bal in Concordia,
excercities in het tenue van 1830, deze kaleidoscoop van beelden
trekt mijn geestesoog voorbij, doch de volgorde en het verband
hebben geleden, zoowel door de heftige feestvreugde van die
dagen als door de 20 jaren, die ons thans van deze herdenking
scheiden.
Andere feiten, vager, omdat zij meer door den tands des tijds
zijn aangetast, doch toch nog voldoende duidelijk voor ingewij
den, roepen herinneringen wakker, die een glimlach zullen too-
veren om de trekken van hen, die daarvan getuigen waren.
Ik denk aan de periode van de „historische" opleving, toen de
oude torens op de wallen werden opgekalefaterd tot vaderlandsche
monumenten, toen de letter H van het woord Henricus boven de
poort bij het schoonbikken werd teruggevonden en toen op het
cadettenkamp oude botjes van historische vermaardheid werden
opgegraven.
Ik denk mede aan de korte, doch heftige revolutie binnen de
muren van het oude kasteel van Jan van Polanen, toen doorniet
geheel menschkundig optreden plots een geest van verzet werd
gewekt, deuren gebarricadeerd en meubels door de ruiten op
het binnenplein werden geworpen, hetgeen de oude slotgeest in
de meening bracht, dat de Hoeksche en Kabeljauwsche twisten
wederom waren begonnen.
Ik doel ook op den slag in het Hippodröme, toen tijdens een
dier nooit te vergeten Bredasche kermissen er een meeningsverschil
uitbrak tusschen eenige cadetten en het personeel van dit
paardenspel, waarbij de corpseer zoodanig in het gedrang kwam,
dat een speciale expeditie moest worden uitgerust, die dit
841