1911 1914. Het tijdvak, dat ik hier met enkele woorden zal herdenken neemt wel een eigenaardige plaats in het bestaan onzer grijze Academie in. Een tijdvak, afsluitende een langdurige periode, waarin de aloude K. M. A. traditie's en gewoonten nagenoeg onveranderd bleven gehandhaafd om daarna, onder den drang der omstandigheden, te worden vervangen door vele, al te vele nieuwigheden. Noodzakelijke veranderingen misschien, doch die veel deden verloren gaan wat ons ouderen dierbaar was. Wie van hen, die vóór 1914 de cadettenuniform hebben gedragen, zal niet met een tikje spijt en weemoed in het hart bekennen, dat de Academie van thans toch niet meer onze Academie is? Wij aardsche stervelingen zijn nu eenmaal in ons diepste wezen behoudend van aard Een wonderlijk mengelmoes van beelden warrelt voor mijn geest dooreen, nu ik aan die dagen van weleer terugdenk. Hoe gaarne zou mijn pen zachtkens voortglijden op deze stroom van herinneringen en uitvoerig het wel en wee der Kilacadmon- bewoners schilderen. Er zou een boekdeel mee te vullen zijn. Maar aangezien de plaatsruimte daarop niet berekend is, zal ik mij er toe moeten bepalen het meest belangrijke en karakteris tieke gebeuren in dit tijdvak even aan te stippen. Lief en leed, beide heelt onze Academie in dit drietal jaren doorleefd. Daar was al dadelijk in den aanvang van den cursus 1911 die kostelijke verrassing: de nieuwe vestiaire. De voorma lige gelijkvloersche teekenzaal bij de keuken was omgetooverd tot een prachtige gelegenheid om je toilet te maken en je kleeren op te hangen. Mooie porceleinen waschbakken, keurige spiegels, lange rijen kapstokken, kortom, 't was af. Jammer alleen, dat ook hiér de roos een klein, maar niettemin zeer venijnig dorentje verborg. Want je liep nog ééns zooveel kans als vroeger om op de bon geslingerd te worden voor het laten han gen van kleedingstukken ze hingen er zoo ruim en rustig en ongestoordWelke statistiek-wellusteling rekent eens uit hoe veel eeuwen straf die er zoo onschuldig uitziende vestiaire op haar geweten heeft? Op 18 en 19 April 1912 de tweede belangrijke heuglijke ge beurtenis en wel een groote fuif in de exercitieloods, die door rappe en kunstzinnige handen zóó keurig in feestgewaad was gestoken, dat ze waarlijk onherkenbaar was geworden. Er werd geschermd en gegymnastiekt, gedanst en voorgedragen en het was allemaal heel fraai. Maar het mooist van al was toch de door de l'ers ten tooneele gevoerde „Atjehperiode" in expres- selijk voor deze gelegenheid van de Koloniale Reserve geleende Indische pakjes, waarbij vooral de bamboehoeden op de deels rozige cadetten-snuitjes een allergrappigst effect maakten. Geluk kig vergoedden de „echte" ouderwetsche slobkousen veel, om 846

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1928 | | pagina 33