een daverend diner op de K. M. A., gevolgd door een Stikumavond.
't Was een glorieus festijn
Onder de vreugdevolle gebeurtenissen mag ik niet onvermeld
laten die gedenkwaardige dag, toen voor het eerst jam bij het
brood werd verstrekt. Natuurlijk vloog de officier van piket er
cito in en tikte met een triomfantelijk gezicht onder groote hila
riteit eenRijksjampot op den kop. Toch had deze
belangrijke verbetering ook haar schaduwzijde: van dat tijdstip
af smaakte gesmokkelde jam niet half .zoo lekker meer
Maar ook donkere wolken vertoonden zich aan Kilacadmon's
hemel. Midden in het Kerstverlof 1912 kwam de treurmare, dat
de Eerste-Officier, de luitenant-kolonel A. J. de Booij, was over
leden.
De verslagenheid onder het cadettencorps was groot en met
reden, want de Overste de Booy, onze brave Hap-Hap, zooals
zijn bijnaam luidde, mocht zich in aller sympathie verheugen.
En dan die droevige dag, toen Velocitas uit de rij der Weste
lijke eerste-klassers werd geschrapt om er nooit meer in terug
te keeren. Het was een slag, die de Academie op haar grond
vesten deed trillen. En toch, wat was er al niet verricht door de
jonkers om het onheil af te wenden. Hoevele kostbare Zondag
ochtenden hebben we niet opgeofferd om het veld te bevrijden
van sneeuw en modder om de match toch maar te kunnen laten
doorgaan. Hoe vaak hebben we niet onze kelen heesch geschreeuwd
om met de even bevallige als kernachtige strijdkreet: „N U"
onze strijders aan te vuren. Edoch, het mocht niet baten. Die
degradatie-wedstrijden tegen U. V. VNog zie ik die
free-kiek van Vos, die buiten bereik van Vertin's graaiende han
den in het Velocitas-net belande (ik stond er net achter) en die
me a. h. w. regelrecht door het hart ging. Hoevele hoopvolle ver
wachtingen werden op dien ongeluksdag begraven
Nu ja, Velocitas degradeerde niet en kwam in de juist op tijd
opgerichte Zuidelijke le klasse. Maar het was toch het ware
niet meer. Zooals dat heele voetbalgedoe van tegenwoordig het ware
niet meer is voor een rechtgeaard voetbal-enthousiast uit die
dagen, Een aloude glorie ging voor goed verloren.
Helaas, het was de eenige glorie niet. Met hoeveel misprij
zen, verachting bijna, keek het eerbiedwaardige grijze Academiege
bouw bij den aanvang van den cursus 1913-1914 neer op die
vreemde wezens, die zijn poorten in- en uitliepen als hoorden
zij er thuis. Wezens grijs als de dageraad van een mistigen
herfstdag. Moesten dat jonkers verbeelden? Ja helaas, het waren de
nieuwe jongste-jaars in hun „feldgraue" pakjes. De fraaie donkere
uniform, die zoovele jaren achtereen, zij het dan ook met eenige wij
zigingen door generatie's cadetten was gedragen, die zoo lang de
trots van de jonkers en vooral niet minder van heele scharen lieve
maagdekens had uitgemaakt, moest plaats maken voor een uiting van
848