als hij werd door den roem van het verledenal zweefden nog
door de atmospheer van het voetbalveld aan de akademiesingel
de beroemde namen van die oud-Velocitasspelers, die de glorie
van het Cadetten-voetbal hadden veroverden al stond bij
iederen wedstrijd het geheele cadettencorps aan het lijntje
met een geestdrift, die beloond verdiende te worden, niets
kon verhelpen, dat de kansen van Velocitas van jaar tot jaar
minder werden.
In 1917 nog een onverwachte overwinning op Willem II, de
toenmalige kampioen van het Zuiden en een gelijk spel tegen
het sterke N.A.C., in 1919 nog eens een overwinning op V.O.C.,
maar dat waren de laatste stuiptrekkingenVelocitas kon zich
niet handhaven.
Dan was er nog de schermsport, waarin de K.M.A. een geves-
tigden naam had hoog te houden. En daar slaagden wij in,
want bij de jaarlijksche schermwedstrijden tusschen de Neder-
landsche inrichtingen van onderwijs, viel nog steeds den cadetten
het leeuwenaandeel der blikjes in handen. De équipe van de
cadetten bewees zijn meerderheid met sprekende cijfers, en de
laklaarzen van wachtmeester Verheyen glommen mooier dan ooit
van goedkeuring en trots. Alleen kwam in 1920 de Hoofdcursus
de akademie iets dichter op de hielen, dan gebruikelijk was.
Daar was nog een andere tak van sport, de roeisport, op
welks gebied de cadetten nog geen naam hadden hoog te houden,
maar toch wel verplicht waren een klinkenden naam te vestigen;
"verplicht jegens de beschermheer van de Cadettenroeivereeniging,
den kapitein-oud hoofd van onderwijs aan de K. M. A., A. Dudok
van Heel, die, hoewel niet meer gevestigd te Breda, toch de ziel
van de roeiwereld op de Akademie was.
Door zijn daadwerkelijken steun en belangstelling was de
roeivereeniging voorzien van een materieel dat er wezen mocht,
en ging het er slechts om, om de roeiers te kweeken, die op
den Ouden Rijn en de Amstel de Akademiekleuren hoog moesten
•houden. En dat lukte, dank zij de inspireerende persoonlijkheid
van onzen beschermheer.
In 1919 kwam voor het eerst een Cadetten-twee riemsgiek op
-de baan. Deze ploeg won niets dan eerste prijzen en nog in
hetzelfde jaar werd het kampioenschap van Nederland behaald.
Doch dit succes was nog gering vergeleken bij wat het vol
gend jaar bracht. In 1920 kwam de Cadettenroeivereeniging op
de Hollandiawedstrijden op den ouden Rijn uit in de nummers
oude vier, jonge vier, overnaadsche vier, oude twee en jonge
twee. Het succes was ongeloofelijk. In alle nummers kwamen
de Cadetten eerste aan behalve de jonge vier, die tweede werd.
De oude vier, die overigens heusch zoo oud niet was, want
er zaten twee roeiers in, die voor't eerst een wedstrijd meemaakten,
de oude vier roeide zijn tegenstanders er met eenige lengtes uit.
«58