Maar tooneeltjes waarvan ik op de K. M. A. getuige was, had ik
nog nooit van tevoren meegemaakt!
In dezen onevenwichtigen tijd was het voor onze leeraren, in
dit opzicht zelf min of meer gedeprimeerd, uiterst moeilijk om hun
opvoedende taak te vervullen; ten einde raad zochten enkelen van
hen, ons langs verstandelijken weg te bereiken. Alsof traditie
een verstandskwestie is! Men kan zich voorstellen, hoe zulk een
zedenpreek door het jonkerdom, nu wreeder dan ooit, werd begroet.
Ik kan me heel goed indenken, dat de K. M. A. jaren voor menig
Totok-|onker in geestelijk opzicht zijn geweest een broeikas-periode,
met alleen de lokkende officiers-sterren in het verre verschiet. Dit
getuige wel de wijze, waarop hij het welbekende lied kan aan
heffen: „Maar eenmaal komt de tijd, dat wij deez' rot-zooi gaan
verlaten." Maar voor mij zijn ze de meest interessante jaren van
mijn opvoeding geweest: Geboren en getogen in een steeds zoe
kende omgeving heeft een verlangen naar een ruimer horizon er
niet weinig toe bijgedragen, dat ik destijds de officiers-loopbaan
gekozen heb. De strijd voor en tegen militaire traditie, de baan
brekende moderne opvattingen omtrent militaire rechten en plichten
hadden dan ook voor mij steeds bijzondere bekoring.
In dit opzicht waren de detacheeringen bij den troep voor mij
dubbel interessant, juist, omdat toendertijd de geest, van den troep
zooveel te wenschen overliet. Ik deed daar een schat van ervaringen
op, die mij later zeer goed van pas zijn gekomen. Veroorloof mij
zelfs de verklaring, dat ik daar veel meer geleerd heb dan van de
lessen in militaire paedagogie. Immers, er is geen betere leerschool
dan die der practijk, vooral op het gebied van levensproblemen.
Ook in meer algemeen maatschappelijk opzicht zijn de K. M. A.
jaren van groote beteekenis geweest voor mijn opvoeding. Ik wil
hier in dankbaarheid hunner gedenken, die mij in de gelegenheid
gesteld hebben, land en volk meer te leeren kennen, dan menig
inlandsch student die wel tweemaal zoo lang in Holland is
geweest. Indrukken van den meest uiteenloopenden aard heb ik
daar opgedaan: bewondering voor arbeidsprestatie naast ontzet
ting, voor uitingen van een levensbeschouwing die den spot drijft
met een ascetisch welvaarts-ideaal; indrukken van Hollandsche
naar onzen smaak wat al te ver doorgevoerde zuinigheid en van
vorstelijke instellingen, van Hollandsche liefdadigheid, van los
bandige levenslust op carnavals en van hechten, degelijken band
van het huisgezin, zooals ik dien niet weer in een ander land heb
aangetroffen, van „Holland op zijn smalst" en van grootsche
stroomingen, die uitgaan vanuit de Kansels der Nederlandsche
universiteiten; te veel om op te noemen, maar die met hun alle
thans de stuwkracht vormen voor mijn houding ten aanzien van
het zoo moeilijk vraagstuk der verhoudingen van Oost en West.
De officiers-loopbaan stelt naast eischen van theoretische ken
nis en practische bruikbaarheid nog tal van andere; zoowel van
maatschappelijke als van zedelijke orde, dat het een ieder niet
861