6. DE „HONDERDJARIGE". Een vraag welke we ons bij de herdenking van de oprichting van onze Koninklijke inrichting tot opleiding van beroepsofficieren moge voorleggen is voorzeker: „heeft de Koninklijke Militaire Academie gedurende haar hon derdjarig bestaan beantwoord aan de verwachtingen, en in aan sluiting daarmede: „weike beteekenis heeft het centrale opleidingsinstituut gehad voor het Nederlandsch Indische leger of wellicht juister voor de Indische maatschappij"? In het bekende werk van den kapitein van de Genie N. I. L., C. P. Brest van Kempen, zegt deze schrijver o. a. in zijn voorwoord: „Voor den Staat en voor de Maatschappij is het van een groot belang, dat deze opleiding de officiersopleiding aan hooge eischen voldoet, want niet alleen in het leger hebben de oud-leer lingen der militaire scholen belangrijk sociaal werk te verrichten, maar ook daarbuiten vindt men hen vaak in gewichtige betrek kingen terug. Geen enkel probleem raakt de maatschappij nauwer dan de opvoeding en het onderwijs, die eenmaal hebben beslist over het wezen en het karakter der menschen." We zouden deze uitspraak gaarne tot uitgangspunt van de hierna volgende beschouwingen willen nemen, zij het dan dat we haar wenschen te benutten om tot eene conclusie te geraken, welke niet geheel of geenszins strookt met de beweegredenen, welke den schrijver bij het stellen van zijn voorwoord hebben geleid. Gezien hetgeen h. 1.1. onder het Nederlandsch Opperbestuur werd gewrocht en de waardeerende beoordeelingen, welke niet het minst in den laatsten tijd, door vooraanstaande personen in het buitenland daaromtrent werden gepubliceerd en geuit, en besef fende welk aandeel het leger h. 1.1. mocht en kon worden toever trouwd om tot een economische ontwikkeling dezer gewesten te kunnen voortwerken alsmede dat talrijke malen een beroep werd gedaan op het leger om te kunnen voorzien in personeelsbehoeften van andere takken van staatsdienst gelooven we niet van onge motiveerd optimisme of overschatting van verdiensten te kunnen worden beschuldigd, wanneer we constateeren dat niet alleen in het leger, maar ook daarbuiten, zoowel in staatsfuncties als in particuliere betrekkingen, tal van oud-leerlingen van onze offi- cieisopleidingen, waaronder de K. M. A. te Breda toch zeker een Onderwijs en opvoeding aan de Koninklijke Militaire Academie. 866

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1928 | | pagina 53