eerste plaats inneemt, nuttig en blijvend werk hebben verricht ten bate van Staat en Maatschappij. Geen chauvinisme dreef ons ertoe om hier in de eerste plaats diegenen te noemen, die in deze gewesten hun loopbaan kozen. Zulks vindt slechts zijn oorzaak daarin, dat deze regels bestemd zijn om te worden opgenomen in het Indisch" Militair periodiek. Dat het moederlandsche officierskorps tot ver in het buitenland een uitstekenden naam heeft en ex. leden van dat korps ook buiten het leger bewijzen hebben gegeven, dat de op de Koninklijke Mili taire Academie genoten opleiding in staat stelt belangrijk sociaal werk te verrichten behoeft niet in twijfel te worden getrokken. Het doel van vorenstaande beschouwingen is geenszins om anderer werk, dus ook het boekwerk van den kapitein Brest van Kempen niet, aan eene critiek te onderwerpen, maar wel om met verwijzing naar de aanhaling uit genoemd werk en op grond van hetgeen we om ons heen kunnen waarnemen vast te stellen dat de K. M. A. gedurende haar honderdjarig bestaan ten volle heeft beantwoord aan het gestelde doel. Wel is waar mogen de verdiensten van het leger voor de maat schappij niet uitsluitend geboekt worden op rekening van het officierskorps, maar men moge bedenken dat alles wat dat machts orgaan presteert, voor een belangrijk deel wortelt in de capaciteiten van het officierscorps en afhankelijk is van den geest, welke dat korps bezielt. Alles bijeen genomen, zijn er derhalve redenen te over aanwezig om hier een woord van eerbiedige hulde te wijden aan den stichter van de Koninklijke Militaire Academie, Zijne Majesteit Koning Willem I en daarna aan allen, die de K. M. A. hebben gemaakt tot hetgeen zij geweest is en nog is. Onverdeeld kan daarom de feestvreugde zijn, als we straks het honderdjarig bestaan dier inrichting zullen herdenken. Het is in het bijzonder in militaire kringen een goede gewoonte om bij herdenkingen, een wijle de gedachten te doen uitgaan naar de afwezigen, naar de kameraden, die nog slechts in herinnering voortleven. In dit verband hebben we daarbij nu eens geen personen op het oog, maar de andere thans tot het verleden behoorende militaire onderwijs inrichtingen, welke een rol speelden bij de vorming van de officieren. Het zou ons in dit kaleidoscopisch overzicht te ver voeren om alle naast de K. M. A. staande inrichtingen, waar adspirant offi cieren hetzij geheel, hetzij gedeeltelijk hunne opleiding ontvingen, min of meer uitvoerig in beschouwing te nemen. We volstaan daarom met een herdenken van de voornaamste onder die inrichtingen n. 1. de Hoofdcursus en de Cadettenschool in Nederland en de Militaire school hier te lande. 867

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1928 | | pagina 54