paar centimeters tabak te gaan rooken van een merk, waarvan
een gewoon mensch een dag onpasselijk zou zijn geworden, bin
nen gesmokkeld door een oppasser, op een wijze die zich niet laat
beschrijven zonder dat we er nog, nausees" van krijgen, en genoten
op een plaats die nog minder te noemen is. Herinnert ge u nog
die heugelijke gebeurtenis, toen wij in ons tweede studiejaar, voor
't eerst, een cigaar mochten rooken in den „grooten vrijen tijd:"
het half uur na het middagmaal? 't Was alsof het gebouw in brand
stond, toen op een gegeven oogenblik, die driehonderd cigaren
tegelijk werden opgestoken. Alles rookte of men er lust in had
of niet, het was immers een nieuwe vrijheid. En zoo iets was een
feest voor jonge lieden „die voor het meerendeel de 16 jaren gepas
seerd waren."
Het is uiteraard noodig om tijdig de bakens te verzetten, maar
toch pelooven we dat men met het „oogenschijnlijk" steeds aan
lokkelijker maken van het cadetten-bestaan het doel voorbij is
gestreefd.
De jongeren, die den tijd van grooteren vrijheid en lokmid-
deltjes hebben meegemaakt, zullen wellicht in de gelegenheid zijn
om vergelijkingen te treffen, als ze straks bij het eeuwfeest, tijdens
een cadetten diner of souper, dan wel bij een ouderwetsche stikum-
fuif, toehoorder zullen zijn als de ouderen de verhalen geven van
hunnen tijd en daarmede den band zullen demonstreeren, welke
in den ouden tijd geweven werd tusschen de jonkers; een band
welke in den loop der jaren is gebleken van bijzondere hechtheid
te zijn.
In het bijzonder in de naoorlogsjaren kwam een lawine van
voorstellen ter verbetering van het onderwijs en de opvoeding aan
de Koninklijke Militaire Academie los.
Een goed overzicht, met vermelding van de voornaamste bron
nen, van de vele zeer uiteenloopende voorstellen tot reorganisatie
van de K. M. A. vindt de lezer in een artikel, voorkomende in de
Militaire Spectator van Mei 1927, getiteld: „De opleiding tot
officier bii :'de landmacht," van de hand van den Luifpnant-Generaal
b. d. H. Kemper, veler onzer bekend als „eerste officier" aan de
K. M. A. en later als Gouverneur.
Met weglating van die zaken, waaromtrent thans reeds een be
slissing is genomen (zooals opheffing van den Hoofdcursus en
van de Cadettenschool) valt uit dat artikel o. m. te lezen;
Algemeene instemming vindt:
het beginsel, dat niemand tot de opleiding voor officier (beroeps-
of verlofs-) worde toegelaten, die niet bezit het einddiploma
H. B. S. 5 of Gymnasium, dan wel een daarmede gelijkwaardig
getuigschrift;
het openen van gelegenheid voor onderofficieren, die nog niet
aan den eisch, bedoeld sub a, kunnen voldoen, om het onderwijs
in de 4e en de 5e klasse van een H. B. S. te volgen;
871