7. GESCHENKEN, DOOR HET OFFICIERSKORPS VAN HET
NEDERLANDSCH-INDISCHE LEGER, AANGEBODEN AAN
DE KONINKLIJKE MILITAIRE ACADEMIE.
Ter gelegenheid van het vijftigjarig jubileum werd door een
deputatie bestaande uit den Luitenant-Generaal G. M. Verspyck,
den Generaal-Majoor J. C. J. Smits, den Luitenant-Kolonel der
Genie G. E. V. L. van Zuylen, den Majoor der Genie L. J. Resner,
den Kapitein der Genie J.J. Staal en den len Luitenant der Infan
terie L. F. A. Winckel, een huldeblijk aangeboden.
Dit huldeblijk is geheel van zilver met gouden of verguld zil
veren vakken en munt uit door een smaakvolle en zorgvuldige
bewerking. Het geheel is in sierlijk Oosterschen stijl opgetrokken;
de zuil heeft een hoogte van ^54 cM en^ draagt een Javaansch
afgodsbeeld, houdende een wapenschild in de handen waarop staat
gegraveerd: Hulde uit het verre Oosten.
De zuil is geplaatst in de uitspanningszaal op een voetstuk van
zwart marmer, dat het randschrift draagt:
1828, Nederlandsch-Indië, 1878. De oud-leerlingen der Konink
lijke Militaire Academie.
Bij het vijf en zeventigjarig bestaan ontving de Koninklijke
Militaire Academie als feestgeschenk van het officierskorps van
het Nederlandsch Indische leger eene schilderij door prof. van der
Waay, voorstellende den Pretendent-Sultan van Atjeh, die zijne
onderwerping den generaal van Heutsz aanbiedt.
Déze feestgave, die 1.1.1. de algemeene belangstelling van offi
cieren en cadetten trok, werd gehangen op de uitspanningszaal
naast Hoynck van Papendrecht's doek „Generaal van Heutsz met
zijn staf gedurende de bestorming van Baté Ilië en tegenover
„De bestorming van Djagaraga" van Hardouin, welk laatste schil
derij eveneens een geschenk is van de officieren van het N. I. leger.
877