894 Brigade-generaal James Parker toont in „The Cavalry man and the Rifle aan, hoe de karabijn het voornaamste wapen van de cavalerie is geworden. Hij noemt de cavalerie een infanterist met zevenmijlslaarzen. In Employment of Machine guns" wijst luitenant William P. Campbell op het groote nut van indeeling van mitrailleurs bij de cavalerie. Over het gebruik van mitrailleurs tegen vliegmachines geeft Majoor John C. Mullenix een beknopte lezenswaardige studie. Hij acht deze wapens voor de cavalerie het eenig bruikbare middel om zich te weer te stellen tegen directe aanvallen met vliegtuigen. The Journal of the Royal Artillery Juli 1928. Wij noemen hier in het bijzonder de „Duncan Gold Essay 19241928" gewonnen door Kapitein K. M. Loch met een studie getiteld „Cassandra", waarin met den meesten nadruk wordt gewezen op de noodzakelijkheid van een groote hoeveelheid luchtdoelartillerie. Hoewel ook de gewone artillerie voor dit doel wel kan worden gebruikt, moet hierin toch slechts een lapmiddel worden gezien, dat echter in noodge vallen de zuivere luchtdoelartillerie moet kunnen bijspringen. Daarvoor is dan echter behoorlijke oordeelkundige oefening onvermijdelijk. Majoor R. S. Ellis wijst in Forward Observation op de groote waarde van de waarneming uit het voorterrein. Hij teekent aan: 1. Een grootere toepassing van de „Forward observation" vanwege de batterij commandanten is noodig. 2. De forward observation-afdeeling moet steeds klaar staan en besliste in structies krijgen. 3. De wijze van het gebruik hangt af van de beschikbare communicatiemid delen en van den toestand. 4. Eenvoud in de methode is hoofdzaak. Het aan te nemen systeem moet niet leiden tot vertraging en verwarring uitsluiten. Met een enkel woord wordt gerept van draadlooze verbindingen, die wel is waar nog niet volmaakt zijn, doch die voor het artilleristisch werk van groote waarde kunnen zijn. Coast Artillery Journal Juli 1928. De vroeger reeds genoemde studie van Luitenant-Kolonel Rehkopf getiteld„The landing at Gallipoli" wordt beëindigd. Als oorzaak van de mislukking wordt in de eerste plaats gewezen op de ongunstige sterkteverhoudingen (Engelschen 68.000 man, Franschen 15.000 man, Turken 100.000 man met 25.000 man reserve), verder op het gebrek aan vliegmachines speciaal ook bombardementsvliegtuigen, gebrek aan geschut, brisantgranaten en ook op de traagheid van de legerkorps-, divisie- en brigade-commandanten aan de Suvlabaai. C.

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1928 | | pagina 81