5. HERINNERINGEN AAN DE KONINKLIJKE
MILITAIRE ACADEMIE.
1895 1898.
Voor het schrijven van een herinnering aan den goeden
ouden academietijd verklaarde ik me gaarne bereid, hoewel
daartoe wel een wissel moet worden getrokken op mijn geheugen,
want het is nu ruim dertig jaren geleden dat ik de academie
verliet, en eerlijk moet ik bekennen dat in den loop dier jaren
de voorwerpen, als foto's, enkele equipementsstukken en andere,
welke de eerste jaren als relequieën worden medegevoerd en bij
elke overplaatsing zorgvuldig werden ingepakt, zoo langzamer
hand alle verdwenen zijn. De foto's verweerd, verkleurd, opgegeten
door onvriendelijke diertjes; de equipementsstukken, ja, waar zijn
die gebleven De sjako verdween al bij de oefeningsreis na het
officiersexamen. Gek waren we niet op dat hoofddeksel en de
leider van de oefeningsreis, de toenmalige kapitein Hoogeboom
deed maar net of hij niet zag, dat, toen de trein over den
Moerdijk reed, er net zoo veel sjako's uit de raampjes gingen,
als er jonkers in den trein zaten. De fouragères heb ik het laatst
gezien op een maskeradepakje van een van mijn zoons, en zoo
is zoo gaandeweg alles verdwenen dat op tastbare herinnering lijkt.
Als niet te vervagen herinnering is in mijn geheugen gegrift
de band, die tusschen ons allen bestond, het gevoel van saam-
hoorigheid, dat in den cadettentijd zóó tot me gesproken heeft,
dat ik me altijd weer verbaasde als de kameraden, van verlof
terugkeerende, aan het kankeren sloegen over de academie.
Nu werd daarbij schromelijk overdreven. Het was interessant
om te vloeken op de academie, maar inwendig? Ik weet het
niet, maar geloof toch niet te overdrijven als ik zeg dat verre
weg de meesten zich al heel gauw weer thuis voelden.
Wat waren wij Infanteristen trotsch als we 's Maandags uit
rukten voor de steeds uitstekend voorbereide en uitmuntend
geleide velddienstoefeningen, wat keken dan de jonkers van de
andere wapens ons na en wat waren zij graag meegegaan. Eens
in het jaar gebeurde dat ook, maar dat werd wel eens gevaarlijk,
want de losgelaten niet-Infanteristen werden dan soms zoo fanatiek
dat ze zich slechts met de grootste moeite konden indenken in
het feit dat het slechts een oefening gold. Na de oefening, wel
eens vermoeiend, altijd zingende naar huis. Mooie liederen
waren het, dat wil zeggen, wij vonden ze mooi, al moesten er
ook wel eens enkele woorden worden weggelaten van wege den
luitenant die naast den troep liep.
Thuis komende erwtensoep en dan behoorden de genoegens
van den Maandag weer tot het verleden. Per dag hadden we
821