in details voortzetten. Het uur van bevelsuitgifte moet dus zeer tijdig gesteld zijn, ten einde al deze werkzaamheden nog bij dag licht te kunnen volvoeren. Op deze aangelegenheid kan niet genoeg den nadruk gelegd worden: een te laat bevel geeft onvoldoende voorbereiding en dit leidt zonder eenig voorbehoud tot mislukking van den aanval. (O. a. de Duitsche nachtaanval Z. van Verdun 9/10 Sept. '14). Een volgend punt is de steun met vuur, welke bij een nachtaanval kan worden gegeven. In de eerste plaats het vuur van de wapenen, welke de aanvallende troep zelve meevoert, i. c. geweervuur en vuur van lichte automatische wapenen. De Franschen hechten hieraan veel meer waarde, dan de Duit- schers; wanneer men deze verschillende opvatting toetst aan het geen in beide voorschriften is vermeld omtrent de aanvalsvormen, waarover ook in het geheel geen overeenstemming bestaat, dan wordt het duidelijk, dat men hier te doen heeft met uitvloeisels van twee verschillende grondgedachten. Op het Fransche voor schrift heeft n. 1. de volgende opvatting haar stempel gedrukt: „dans le combat de nuit on ne manoeuvre pas". (Men leze als tegenhanger van deze officieele opvatting het artikel van Lt. Col. leze in de Revue d'Inf. 1924). Op het eerste gezicht lijkt dit, in aanmerking genomen de moeilijkheden van nachtelijke bewegingen, een zeer aanvaardbaar beginsel. Uit hetgeen de Instruction voorschrijft over de aanvals vormen volgt evenwel, dat dit beginsel veel te star is doorgevoerd: men wil n. 1. in de eerste linie geen echelonneering in de diepte; reserves worden steeds buitenwaarts opgesteld en dienen alleen voor opname „en cas de repli". M. a. w. vuur recht vooruit en beweging recht vooruit. Wanneer men nu in aanmerking neemt, dat nachtaanvallen veelal plaats zullen hebben op een tegenstander, die in staat is geweest, zijn opstelling bij daglicht in te nemen en dus het nachte lijk vuur zijner automatische wapens voor te bereiden, dan is het duidelijk, dat men ook des nachts zal kunnen stuiten op weerstands kernen, wier vuur een frontaal doorstooten onmogelijk maken, ter wijl zij met het vuur, waarover de aanvaller beschikt, niet zijn te onderdrukken. Juist waar de duisternis den verdediger belet, met zijn automatische wapenen de bewegingen van den aanvaller te volgen, doch hij integendeel zijn nachtelijk vuur alleen heeft kunnen voorbereiden voor het bestrijken van bepaalde terreindeelen (wegen, open strooken), daar dwingen deze omstandigheden o. i. tot het maken van kleine omvattingen, bijv. met zijwaartsche afstanden van 50 a 75 M. Op deze schaal zijn die bewegingen mogelijk, in aanmerking nemende, dat men thans richting kan houden op het gehoor. Wij voelen dan ook meer voor de opvatting van Führung und Gefecht, dat als aanvalsvorm voorschrijft tirailleurlinies of groe- 913

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1928 | | pagina 21